154 tijd van nood. Invloed op de aanstelling van regenten had zij nooit, daar dit al vanaf 1245 (het eerste stadsrecht) een grafelijke aangelegenheid was. Vermeulen meent dat het reglement van 1751dat de stadhouder, de opvolger van de graven, het recht van electie toekende, „allezins met de tegenswoordige constitutie der Regeering" overeenstemde51). Hij zelf had de eed op dit regle ment afgelegd en achtte zich daar aan gebonden. Decker ging in zijn betoog met Vermeulen mee, maar had nog een ander, verrassend argument in petto. Hij vreesde dat onder het nieuwe reglement de burgerij „zich naar het goedvinden van eeni- ge aanzienlijken zal moeten gedragen", nu de stadhouder geen garantie „tegen aristocratische overheersing" meer is52). Op zich is dit geen ongebruikelijke opvatting. In 1672, 1748 en zelfs in de patriottentijd bleven velen nog geloven in de „historische rol van de Oranjes", als beschermers van de rechten van het volk. Als het hem niet al eerder was opgevallen moest het Decker toch zeker nu, in 1787 duidelijk zijn geworden dat dit hoogstens een toege dachte rol was, maar dat de stadhouders die nimmer werkelijk gespeeld hadden. De onbekwame Willem V was wel in de laatste plaats de kampioen van het gewone volk53)! Vermeulen en Decker zijn de enige twee werkelijke „oudpatriot ten", zoals De Wit ze noemt: regenten in de Loevesteinse traditie, die niets van democratie moeten hebben, en in de laatste fase van de partijstrijd zich losmaken van de radicalen. Vooral bij Ver meulen is deze ommezwaai aantoonbaar: bij het vertrek van 50 vrijwilligers naar Utrecht en Woerden op 8 september 1786 hield hij een afscheidsrede54). Jan van der Vinne schrijft in zijn aantekeningen over „de hartelijke toegenegenheid tot die welke met traane goed rijs gewenst wierden"55). Het is aannemelijk dat Vermeulens toespraak in deze sfeer van eenzelfde enthousiasme voor de patriotse zaak getuigd heeft. Nog geen jaar later was hij volledig van partij veranderd. Willem V beloonde hem en Decker hiervoor in 1788 met het burgemeesterschap. Beoordeling van de Haarlemse plannen De Haarlemse patriotten waren democraten, als men het streven „naar toenemende volksinvloed op het regeringsbeleid", als crite-

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Jaarverslagen en Jaarboeken Vereniging Haerlem | 1975 | | pagina 156