172
verzochten 721 burgers de regering intakt te laten. Dit alles ge
beurde tamelijk openlijk, want zelfs de Haarlemse Courant drukte
het stuk af52). In de Koningstraat, waar het rekest ter tekening
lag, verzamelde zich aan de vooravond van de aankomst der com
missarissen een grote menigte, „in de avond moglijk meer dan
200"53). Nu roerde ook de „Sociëteit voor Waarheid en Regt"
zich, een op 29 oktober 1787 opgerichte Oranje-sociëteit, die tot
op heden weinig van zich had laten horen. Volgens De Koning is
deze sociëteit snel verlopen door het geringe ledental. Er zijn
echter aanwijzingen dat er in 1795 nog een Oranje-sociëteit be
stond, hoewel dit een andere kan zijn dan Waarheid en Regt54).
De oranjegezinden dienden ook een verzoekschrift in. Hierin ver
zochten zij onder meer het „herstel der Schutterij op den ouden
voet"55). Onder deze petitie stonden ruim 200 handtekeningen.
Als men bedenkt dat aan het tekenen van zo'n rekest geen enkel
risico was verbonden, is dit wel een schrale oogst!
Nadat de commissarissen ter plaatse inlichtingen hadden inge
wonnen vertrokken zij weer. Ongeveer een maand later werden de
resultaten van hun missie bekend gemaakt. In een door hen opge
stelde en door Willem V ondertekende publicatie van 18 februari
maakte de stadhouder zijn maatregelen in Haarlem bekend56).
Allereerst zette de Prins zijn grieven tegen Haarlem uiteen. De stad
had een nieuw regeringsreglement ingevoerd „strijdig met de
Constitutie en de waare belangens van de Stad" en de „aan ons
opgedragen Erfelijke Rechten en Praeeminentien". Weliswaar was
dit reglement al geannuleerd, maar de volgens het reglement be
noemde functionarissen waren nog steeds in functie. Voorts voel
de de Prins zich bijzonder gegriefd door het bovengenoemde re
kest, een brutaliteit in zijn ogen, daar de ondertekenaars bijna
allen behoorden tot de ondertekenaars „van de op den 20e okto
ber en den 30e mei 1787, respective, ter vergadering van Hun
Edele Groot Moogende de Staten van Holland) ingekomen tot
hoon en laesie van onze Persoon ingerigte addressen". Een en
ander had de stadhouder doen besluiten de gehele vroedschap te
ontslaan (nog twee leden, Pauw en Patijn, waren dit ontslag voor-
geweest door zelf af te treden bij de komst van Bentinck en Me-
rens) en een nieuwe vroedschap te benoemen.