179 lijk. Bovendien waren er nog steeds een aantal vernederende maatregelen van kracht, zoals het verplicht dragen van oranje en het gedwongen vlaggen, die herstel van de „eendracht" geheel uitsloten. Het schijnt Prinses Wilhelmina geweest te zijn die het verplicht dragen van oranje wilde handhaven, ondanks de druk die raadpensionaris Van de Spiegel op haar uitoefende om deze pesterij af te schaffen7). Pas op 9 maart 1792 (daags na de ver jaardag van Willem V) besloot het Haarlemse Gerecht het ver plicht oranje dragen af te schaffen. Ook de oranje vlag op de toren werd toen voorgoed gestreken8). Toen de Prins en de Prinses op 31 augustus 1788 Haarlem bezochten hadden velen zich aan het verplichte pavoiseren van hun huizen onttrokken of beperkten dit tot een minimum, terwijl bijzonder weinigen zich op straat ver toonden9). Al in oktober 1787 schreef Van der Vinne in zijn aantekeningen: „Het masker nu af zijnde is de sameleeving zeer onaangenaam en droevig"10). Alles zou nog onaangenamer worden in de komende jaren. Vooral de verslechterde economische situatie van de stad (die daarin 'niet afweek van de rest van de Republiek) was daar debet aan. Ik noemde de problemen al die de Stadsregering had met het innen van de extra-belasting voor het garnizoen. Al zal daar wel een deel onwilligheid bij zijn geweest, onvermogen speel de zeker ook een rol. Het in het eerste hoofdstuk genoemde eco nomisch verval zette zich namelijk in de Restauratie-periode in verhoogd tempo voort. Het gevolg hiervan was dat de verpaupe ring zeer grote vormen aannam. De vele extra-collectes die wer den gehouden tonen aan dat een nog groter deel van de stedelijke bevolking bedeeld werd dan voorheen. Het rekest van 721 burgers van januari 1788 was het laatste georganiseerd protest van de patriotten. Tot 1794 bleef het opval lend rustig. De prinsgezinden roerden zich op gezette tijden, zoals bij het bezoek van de Prins aan Haarlem in 1788. De enige arres tant, een „Oranje vriend" werd dezelfde dag al weer vrijgela ten11). Ook de verjaardagen van Willem V (8 maart) waren aan leiding tot „baldadigheden". De stadsregering greep zelden in als het om ordeverstoringen van prinsgezinden ging. Anders lag het met patriotten. Zeker in de

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Jaarverslagen en Jaarboeken Vereniging Haerlem | 1975 | | pagina 181