180 eerste jaren na de Restauratie vonden er van tijd tot tijd kleine opstootjes plaats. Niet alleen werden er dan patriotten gearres teerd, ze werden ook gerechtelijk vervolgd. Het eerste slachtoffer van deze repressie was de „minderjarige" Govert Gerritse, van De Glip bij Heemstede. Hij werd op 25 december 1787 opgepakt wegens het zingen van een spotliedje op Willem V in een herberg: „Al is ons prinsje nog zo groot, al eeven slaat hem de donder dood" (een parodie op het bekende lied „Al is ons prinsje nog zo klein, toch zal hij stadhouder zijn!"). Gerritse kwam met 8 dagen water en brood vrij, waarbij zijn minderjarigheid als verzachtende omstandigheid in aanmerking werd genomen12). Met de regeringsverandering veranderde het vervolgingsbeleid ook. De nieuwe hoofdofficier, Mr. Josias Eckhardt, was een voor stander van een strenge aanpak. In vele gevallen vielen de straffen voor het gerecht echter veel milder uit dan zijn eis, zodat de patriotten er meestal nog vrij goed afkwamen. Eckhardt handelde hiermee volgens instructies van de Staten van Holland, die de hoofdofficieren in de steden aangemaand hadden de patriotten nauwlettend in het oog te houden13). Twee metselaarsknechten, Hijn de Nijs en Noltus van Dijk, raakten bijvoorbeeld verscheide ne malen betrokken bij vechtpartijen met een politieke oorzaak. De Nijs en Van Dijk zongen daarbij anti-oranje liedjes, droegen Keeshondjes aan hun horlogeketting (het „mascotte" van de patri otten) en vloekten op „knegten van dronke Willem" (mensen met oranje linten op hun hoed). Eckhardt had ze „voor een zeekere tijd (willen) confineren in het werkhuijs dezer Stad", maar het Ge recht bleek zeer mild: als ze vergiffenis zouden vragen was de zaak geregeld14). Ook in andere gevallen bleek het vonnis lager dan de eis van de Hoofdofficier. Ondanks Eckhardts neiging tot een strenge aanpak is het aantal veroordeelden in de periode december 1787januari 1795 slechts een handjevol. In totaal werden slechts vijftien arrestaties ver richt, waarbij politieke motieven een rol speelden. In drie geval len betrof het oranjegezinden. De al eerder genoemde Claas Da- vidszoon behoorde tweemaal tot deze categorie (in 1790 en 1792). Volledigheidshalve heb ik hem in deze lijst opgenomen,13) in verband met zijn optreden in oktober 1787. Dat hij in 1792

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Jaarverslagen en Jaarboeken Vereniging Haerlem | 1975 | | pagina 182