186
zijn tegenstander, die hij zonder meer als oranjegezind bestempelt.
Hierbij gaat hij er aan voorbij dat de ander zichzelf met nadruk
onpartijdig noemt. Honend geeft hij zijn interpretatie van de ge
schiedenis van de laatste tien jaar. Tegenover „uwe parthij die
bestaat uit „eigen belangzoekers", die het gemeen „door giften en
belovten hebben opgehits om te ijveren voor het huis Oranje, en
door alle mogelijke middelen een omkeer van zaaken te bewer
ken" stelt hij de patriotse regenten, die „de liefde, de achting, het
vertrouwen harer Burgeren hadden". Hij vermoedt dat het aan
dringen op eendracht van de schrijver van de „Vrijmoedige
Raad" „moet dienen om gezamenlijk het land te verdedigen tegen
een magtig vijand". Welnu, die hoop is ongegrond: de patriotten
zullen „liever gewillig het land en de poorten der Stad open zet
ten, om hun binnen onze muren te ontvangen".
De dag nadat het Antwoord verspreid was (meestal liet men zulke
pamfletten 's nachts onder de deuren doorschuiven) werden alle
Haarlemse drukkerijen doorzocht door gerechtsdienaren32). Al
leen bij de boekdrukker Tetmans werden twaalf exemplaren ge
vonden,33) maar kennelijk werd Tetmans niet voor de drukker
aangezien, want op 20 maart verscheen er een stadspublicatie die
een beloning van 100 gouden rijders uitloofde voor degenen „die
de Aucteur, Drukker of uitgever van 't voorsz. Libel zal weten
aan te wyzen". Gelukkig hoefde de stedelijke stadkist niet te wor
den aangesproken om deze gigantische beloning uit te keren, daar
noch de schrijver, noch de uitgever ooit gevonden zijn. Hoofdoffi
cier Eckhardt meende het niet bij deze publicatie te moeten laten,
met als gevolg dat er op 23 maart een absurd proces werd gevoerd
„op ende jegens zeker fameus en schandelijk Libel, geintituleerd,
Antwoord aan den Schrijver van den Vrijmoedigen Raad
etc. Volgens Eckhardt in zijn requisitoir waren er om twee rede
nen maatregelen nodig. Ten eerste bevatte het „Libel lasterlijke
taal tegen de regering van de stad, het gewest, en tegen de stad
houderlijke familie, en in de tweede plaats ging het in tegen de
„thans gelukkig herstelde Constitutie en tegens de wettigheid der
Tegenswoordige Regeeringen hier te lande, waar door op eene
opzettelijke wijze de geest van revolutie en oproer (werd) ge
zaaid Kennelijk was hij er op pijnlijke wijze aan herinnerd,