241 schepping met de liefelijke toonen der nachtegalen en het gebrul der wilde beesten werd voor den hoorder ontsloten. Mijn vriend zat sprakeloos, en had ik hem niet herinnerd, dat het tijd was, om op te staan en te vertrekken, hij zou welligt nog lang zijn blijven zitten, terwijl hij de aardsche behoeften en de zorgen des levens vergat. Nimmer bragten wij misschien met meer genoegen een offer, dan ditmaal, ofschoon het veertien gulden beliep. Tweemalen in de week kan men het orgel voor niet hooren spelen; want de organist is verpligt des dingsdags en donderdags van 12 tot 1 uren het publiek daartoe in de gelegenheid te stellen. Doch men zal er geen berouw over hebben, voor het verhoogd genot eenig geld te beta len. Van hier begaven wij ons naar den Haarlemmer-hout, om het koninklijk paveljoen (vroeger het huis van Hope, Welgelegen ge naamd) te bezoeken. Het is een massief, rijk en prachtig gebouw, en verdient veeleer de naam van een paleis, dan van een pavel joen. Doch zoo zijn de Hollanders! Zij doen zich altijd bescheiden voor, en pralen niet met namen, titels en rijkdommen. Toen wij het gebouw naderden en op het voorplein traden, bleef mijn vriend eerbiedig staan, als of hij voor een heiligdom stond. Op het ruime, met een ijzeren hek omgeven voorplein ziet men op den grond twee liggende, elkander aanziende Sphinxen, als ware het, om den bezoeker terstond te kennen te geven, dat men hier met liefde en eerbied moet naderen; verder op aanschouwt men een Laocoön. De opgang naar de hoofddeur loopt in een halven cirkel opwaards; men zou dien kunnen oprijden, indien hij breed genoeg ware. Wij traden door de groote deur en begaven ons naar de drie zalen, waar, volgens eene verordening des Konings, schil derijen van levende beroemde Nederlandsche meesters ten toon gesteld worden. Waarschijnlijk zal men deze verzameling vei rij ken uit de museums en koninklijke paleizen, en door deze galerij willen aanduiden, op welk eene hoogte de kunst heden ten dage nog in het Koningrijk staat. In de verzamelingen te 's Gravenhage en Amsterdam zal men voortaan de werken der gestorvenen, en hier, in het paveljoen, der levende kunstenaars aantreffen, en de

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Jaarverslagen en Jaarboeken Vereniging Haerlem | 1975 | | pagina 243