weldadige gezindheid leeren kennen in de vele inrigtingen, die
men in eene stad van twee en twintig duizend inwoners niet zou
verwachten. Er bestaan hier vooreerst stadsarmeninrigtingen,
waardoor geld, kleederen en soep aan de behoeftigen wordt uitge
deeld, zieken en gebrekkigen verpleegd, of geheel onderhouden
worden; vervolgens treft men hier bijzondere inrigtingen aan ter
verpleging van oude mannen en vrouwen, voor weeskinderen van
allerlei belijdenis, en inzonderheid vele stichtingen van bijzondere
familiën, Hofjes genaamd, waarin oude getrouwe dienstboden
worden opgenomen en hun een' aangename levensavond bereid
wordt. Wij bezochten zulk een Hofje, dat tot de stichting van
Teijler behoort. Men kan zich niet verbeelden in een gesticht
van weldadigheid binnen te treden, het gelijkt veel meer eene
vorstelijke woning. Een prachtig portaal versiert dit gebouw; ter
regter- en linkerzijde vindt men ruime, goedgemeubileerde ka
mers voor de directie. Vervolgens komt men op een ruim plein
met bloemenperken. Deze hof is omgeven door vierentwintig net
te woningen van ééne verdieping, waar zoo vele vrouwen hare
laatste dagen in doorbrengen. Zij genieten wel hare vrijheid, maar
zijn toch aan zekere leefregelen verbonden. Van zulke Hofjes of
weldadige stichtingen telden wij er wel dertig, die met andere
armeninrigtingen, des gevorderd, aan 2000 hulpbehoevenden voed
sel, kleeding en woning verschaffen kunnen. De tiende mensch
vindt in Haarlem verzorging door algemeene en bijzondere welda-
digheidsinrigtingen, onverminderd de weldaden, die in het geheim
zonder dat de linkerhand weet wat de regter doet, bewezen wor
den. Zonder mij een kritiek hierover te willen aanmatigen, waag
ik de opmerking te maken, dat het mij minder goed voorkomt, om
het den zoogenaamden armen te gemakkelijk te maken in het
aanwenden van middelen tot hun levensonderhoud. Zoo heb ik
onder anderen te Delft in armengestichten oude mannen aange
troffen, die geene de minste bezigheid hadden. Zij eten, drinken,
rooken en staren op den grond, tot aan hun levenseinde. Zulk een
formeel nietsdoen, doodt de menschelijke natuur. De oude vrou
wen vond ik daarentegen nog bezig met naaijen, breijen, was-
schen, veegen enz. Waarom zouden de mannen ook niet eenige
bezigheid kunnen hebben, b.v. wolkammen, vlas hekelen, zwavel-
243