271 bevat de ingebeitelde datering „anno 1931", zijnde het jaar waar in de funeste verbouwing zich voltrok. Uiteraard liet ook de Vereeniging „Haerlem" zich niet onbetuigd. Wij lezen daarover in het jaarboek 1930 het volgende: „Er drei gen voortdurend en overal gevaren voor onze mooie stad. Lang napraten over de zogenaamde proveniershuisjes op het Groot Heiligland is niet nodig na alles wat er over te doen is geweest. Velen zullen het met ons diep betreuren dat die schilderachtige rij huisjes, waarvan de helft reeds eerder onder de moker viel, werd verminkt. Onbegrijpelijk is het nog steeds, hoe de rijksmonumen tencommissie zich met deze noodlottige oplossing heeft kunnen verenigen". Het bestuur van „Haerlem" had met een adres aan de gemeenteraad tegen het plan geageerd en drong daarin aan op herstel, zodat de huisjes bijvoorbeeld dienst zouden kunnen doen als woningen voor ouden van dagen. Verzocht werd om in elk geval de daken en de achtergevels te sparen, maar dat voorstel werd eveneens in de wind geslagen. Ondanks alle ook na deze slag nog uitgevoerde verbouwingen en uitbreidingen, bleef de capaciteit van het Gasthuis ontoereikend. Bovendien voldeed het niet meer aan moderne eisen van zieken verpleging. Er werden dus plannen beraamd voor nieuwbouw in Schalkwijk. Deze kwam in 1971 gereed. Het op 17 mei van dat jaar ontruimde complex werd door de gemeente overgenomen. Het voortbestaan van de gebouwen was geen vanzelfsprekende zaak, vooral nu zij in totale leegstand verkeerden en er geen voor de hand liggende bestemmingen waren. Een stedebouwkundige schets voor een parkeergarage ter plaatse van het hoofdgebouw verhuisde tijdig naar een la met onuitgevoerde plannen. De dis cussie leidde tenslotte tot het behoud van de voornaamste elemen ten. Daar behoorden ook de huisjes bij. Van gemeentezijde werd niet direct op herstel van de woonfunctie aangestuurd. Exploitatie leek mogelijk ook zonder een ingrijpende verbouwing. Reeds was overgegaan tot een tijdelijke verhuur als laboratorium. De bouw kundige kwaliteit gaf geen aanleiding tot restauratie. Ook de rijks dienst voor de monumentenzorg dacht er zo over. De weinige subsidiegelden die beschikbaar waren konden beter gereserveerd blijven voor sterk vervallen monumenten, zo meende men.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Jaarverslagen en Jaarboeken Vereniging Haerlem | 1975 | | pagina 273