32
Reeds op jonge leeftijd verloor hij zijn vader. Moeder Spek bleef
achter met drie zonen. In 1917, 13 jaar oud, begint hij zijn loop
baan bij de „Oprechte Haarlemsche Courant" en blijft, na de fusie,
tot 1965 verbonden aan het „Haarlems Dagblad". Om de vijftig
jaren vol te maken blijft hij nog gedeeltelijk aan „zijn" krant
verbonden, maar in 1965 gaat hij vooral zijn werkkracht steken in
dienst van het wethouderschap van de gemeente Haarlem, de stad
waar hij geboren en getogèn is, de stad die hij trouw gebleven is,
zijn leven lang. Vaak zal hij als jong ventje, snel lopend over de
Grote Markt naar de avondschool, hebben opgezien naar het
prachtige Stadhuis, dat hij zo zeer bewonderde, niet vermoedend
daar nog eens op een van de belangrijkste wethouderszetels te
zullen plaatsnemen.
Dat is niet vanzelf gegaan. Integendeel! Als dan de „gewone" weg
van middelbare school en universiteit voor hem is afgesloten, zal
hij de moeilijker weg gaan: na volbrachte dagtaak de avondstudie
volgen. Hij werpt er zich op met alle kracht, ontwikkelt zijn vele
talenten, behaalt de vereiste boekhouddiploma's en volgt talencur
sussen.
Maar de jonge Spek zou Dick Spek niet zijn als hij zich ook toen
al niet met hart en ziel aan het verenigingsleven had gegeven.
Eerst op de „knapenvereniging" onder leiding van Arie van Driel
(bij vele oud-Haarlemmers nog niet vergeten), daarna op de later
veel-gesmade jongelingsvereniging („Nathanael"). Maar Dick
Spek getuigde vaak met grote dankbaarheid van het vele dat hij
daar had geleerd. Op Nathanael kwam hij in aanraking met de
bronnen van het anti-revolutionaire leven: „Ongeloof en Revolu
tie" van Groen van Prinsterer en vooral de werken van Dr.Abra-
ham Kuyper, „de klokkenluider", die „de kleine luyden" wakker
riep en aanwakkerde tot de strijd in „kerk, staat en maatschap
pij"-
Hoe vaak citeerde Spek niet de beroemd geworden zin uit de rede
van Dr.Kuyper, die hij uitsprak bij de opening van de Vrije Uni
versiteit in 1880: „er is geen terrein van het menschelijk leven,
waarvan Christus, Die aller Souverein is, niet zegt „Mijn". Door
deze zin is hij gegrepen, uit deze waarheid heeft hij geleefd. Het
evangelie is niet een woord louter voor de binnenkamer, maar ook