Valkenburg als voorzitter en de bestuursleden van „Haerlem"
D.H. Couvée, Th. Hoog, mr. H.E. Phaff, A.G. van der Steur en
drs. JJ. Temminck als leden, aangevuld met P. Arkema en mr. J.
de Vries van het stadhuis. De werkgroep die de tentoonstelling
maakte bestond uit D.H. Couvée, dr. J.C.A. de Mey, mr. H.E.
Phaff, A.G. van der Steur, drs. J.J. Temminck en mevrouw
C.J.M. Vogel-Fritschy. De catalogus van de tentoonstelling werd
samen met „Haerlem" uitgegeven en verspreid158). De Hoofd
wacht had ook een rol in dit gebeuren.
Van november 1976 tot maart 1977 werd de tentoonstelling
„Groeten uit Haarlem" gehouden in de Vleeshal. Hier werd de
twintigste-eeuwse geschiedenis van Haarlem behandeld, samen
vallend met het 75-jarig bestaan van „Haerlem". De Historische
Werkgroep Haerlem speelde een grote rol bij de totstandkoming
van deze tentoonstelling, evenals de bestuursleden D.H. Couvée,
drs. J.J. Temminck, B.C. Sliggers, mevrouw C.J.M. Vogel-Frit
schy en de staf van het Frans Halsmuseum. Op kosten van „Haer
lem" werkte drs. R. Daalder een aantal maanden aan de voorbe
reiding van deze tentoonstelling89).
In 1901 was één der doelstellingen van de nieuwe vereniging om
„zoo mogelijk" tentoonstellingen te houden. Hoewel het niet al
tijd even gemakkelijk ging is het toch interessant te zien wat er
buiten de vier genoemde grote tentoonstellingen in de loop der
jaren is gedaan om deze doelstelling na te streven.
In 1903 werd besloten contact op te nemen met de kunstschilder
Theophile de Bock en met de Commissie over het Stedelijk Mu
seum om gezamenlijk te komen tot een tentoonstelling van Oude
Kunst40). Enkele maanden later bleken er twee plannen te zijn. De
Commissie voor het museum, waarvan het bestuurslid Gonnet
secretaris was, wilde in het Stedelijk Museum een tentoonstelling
maken van doeken uit Haarlem en omstreken, terwijl de heren De
Bock en Von Saher, de laatste ook bestuurslid van „Haerlem",
een tentoonstelling voorstonden van schilderijen en „antieke pre-
ciosa als meubelen, aardewerk, porselein enz. waarbij overwogen
werd die expositie zoo mogelijk in een daarvoor geschikt oud huis
te houden". Het bestuur van „Haerlem" voelde meer voor het
plan van Von Saher-De Bock, maar meende er zich niet verder in
108