wijzigd, alleen de entree aan de Smedestraatkant zou vervallen71).
Om gelden voor deze verbouwing te verkrijgen werd een actie
gevoerd onder de Haarlemmers. Gedateerd april 1920 werd een
brochure gedrukt waarin werd meegedeeld dat van particulieren
reeds 3.000,was ontvangen en dat van „bevriende zijde" (het
Doopsgezinde Weeshuis) 10.000,werd geleend tegen „een
geringe rente" (3%). Daar de kosten begroot werden op
20.000,werd nu om een bijdrage in de ontbrekende
7.000,verzocht. „In onzen ruw-materialistischen tijd zal het
steunen van een ideëel doel velen reeds aangenaam zijn aldus de
laatste zin van dit geschrift72). De circulaires werden op naam
gesteld en door een der bestuursleden teruggehaald. Een subsidie
verzoek aan het Rijk van 6.000,werd afgewezen73). Eind
1920 had men ca. 15.000,beschikbaar, maar de laagste in
schrijver bleek het werk te willen aannemen voor 25.000,
Het bestuur delibereerde hierover en besloot het voorstel van
Gonnet over te nemen en voorlopig alleen de begane grond te
laten verbouwen en in een tweede fase pas de verdieping74).
118
Het interieur van dezelfde kamer in 1943, nog voordat het legaat Tadema
was ontvangen (atlas Verdwijnend Haarlem).