Dit was gelukkig niet de eerste maal dat „Haerlem" een geldbe
drag ontving als legaat. Veel activiteiten van de vereniging kon
den slechts plaatsvinden dankzij het feit dat er van tijd tot tijd
kleine en grote giften en legaten werden ontvangen.
Tot de grote legaten kunnen worden gerekend de 5.000,die
de vereniging in 1920 ontving van het overleden bestuurslid dr.
H.D. Kruseman116); het legaat, netto ƒ2.500,van Henri van
den Berg, Donkere Spaarne 18, overleden in 1943, die het Dorus
Rijkersfonds, de N.Z. Hollandse Reddingsmaatschappij en de
vereniging „Haerlem" tot zijn erfgenamen had benoemd117); het
legaat, groot 5.000,van J.L. Tadema uit 1949, bestemd voor
de verbouwing van de eerste verdieping van de Hoofdwacht118);
het legaat ad 2.500,van mej. ir E.F. van den Ban uit 1974;
en tenslotte een groot legaat uit 1974 van mevrouw J.M.A. Roo-
zen-van Zijl, die „Haerlem" en de Kon. Noord- en Zuid-Holland-
sche Redding Maatschappij tezamen tot enige erfgenamen had be
noemd119).
12. Werk voor jongeren; jeugdafdeling
Al in 1927 werd in het bestuur gesproken over het oprichten van
een jeugdafdeling. Het lid de heer L. Vuijk stelde in de jaarverga
dering voor zo'n afdeling te maken waar adspirant-leden tot een
bepaalde leeftijd lid van konden worden. Na enige discussie be
sloot'het bestuur echter dat men hier nog niet aan toe was. Wel
werd besloten iets voor de jeugd te gaan doen in de vorm van
„prentjes zien" op de Hoofdwacht120).
Ook prof. G.C. van Walsem had een dergelijk idee in het hoofd
toen hij in 1923 voorstelde om naast de kunstbeschouwingen,
waarbij platen rondgegeven werden, voortaan ook lantaarnplaat
jes te gaan vertonen (vgl. paragraaf 6). Die lantaarnplaatjes kon
den dan vooral dienen voor de schooljeugd.
In 1929 werden deze plannen uitgevoerd. Vele ochtenden kwam
de Haarlemse schooljeugd in de Hoofdwacht bijeen om daar „een
aantal projecties op het doek te bezichtigen van door den stads-ar-
chivaris, den heer H.E. Knappert, uitgezochte en dus geschikte
glasplaatjes, welke door ons naar tekeningen en prenten uit den
Stedelijken Atlas werden vervaardigd"121). Een en ander geschied-
131