publikatie op initiatief van dr. G.H. Kurtz aan het boekje werd toegevoegd kon dit niet meer goedmaken86). 1940 J. Steenhuis, Het Hofje van Loo of St Elisabeth's Gasthuis- hofje, Haarlem 1940, 40 blz., ing., geïll. Op 25 mei 1939 bestond het meest gefotografeerde hofje van Haarlem, het Hofje van Loo aan de Barrevoetestraat, 450 jaar. De administrateur-econoom van het St. Elisabeth's of Groote Gast huis, J. Steenhuis, verdiepte zich in de historie van het hofje en bood „Haerlem" zijn manuscript aan. Dit geschiedde op 2 mei en de auteur rekende erop dat zijn boekje drie weken later wel klaar zou zijn: „zetwerk één dag en drukker en binder één a twee da gen de cliché's zijn ook vlug klaar wanneer het wezen moet". „Haerlem" accepteerde het manuscript, maar besloot het in het Jaarboek 1940 op te nemen. Steenhuis zou dan nog iets over de feestviering kunnen opnemen! In 1940 werd echter besloten het boekje, evenals dat van Dirks over het Bruiningshofje, als aparte publikatie uit te geven. De oplaag was 500 exemplaren, de kosten bedroegen 185,87). Ook dit boekje is geen lichtend voorbeeld van lokaal-historisch onderzoek. 1941 J.A. Bierens de Haan, De geschiedenis van een verdwenen Haarlemsch Museum van Natuurlijke Historie. Het kabinet van Naturaliën van de Hollandsche Maatschappij der Wetenschappen 1759-1866, Haarlem 1941, 84 blz., ing., geïll. De secretaris van de Hollandsche Maatschappij der Wetenschap pen, dr. J.A. Bierens de Haan, bood in 1940 dit manuscript aan, dat in de eerste plaats een stukje Haarlems cultuurleven beschrijft, maar dat daarnaast een bijdrage vormt voor de geschiedenis van de dierkunde en van het museumwezen. Het boekje werd gedrukt in 500 exemplaren voor 425,In dit bedrag subsidieerde de Hollandsche Maatschappij met 100, op voorwaarde dat haar directeuren en leden het boekje tegen de ledenprijs van „Haerlem" konden aanschaffen. Het boekje ver scheen in mei 1941 en in juli bleken er 92 exemplaren van ver kocht te zijn88). 182

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Jaarverslagen en Jaarboeken Vereniging Haerlem | 1976 | | pagina 184