van andere scholen. Dat waren dan de discipelen van de school
van Hubregtse in de Wilhelminastraat en de leerlingen van de
school aan de Tempelierstraat. Vooral met de jongens van de
school van Hubregtse, wij noemden ze ,baffen', leverden wij vaak
een hevige strijd. Zij gebruikten hun ransels, die ze op de rug
droegen, als slagwapen en wij hadden slingers, een eind touw met
een zware moer. Wij voelden een zeker standsverschil, want de
jongens van de school van Hubregtse kwamen merendeels uit de
gegoede stand en wij behoorden tot de middenstand. Daarom had
den wij ook geen boekentassen of ransels, want wij behoefden
nooit huiswerk te maken". De herinneringen van Apie Prins lie
gen er evenmin om: „Op de terugweg van de school in de Wilhel
minastraat naar Heemstee moesten we bijna elke dag door de
spitsroeden lopen. Dan stonden de schooiers, de Haarlemse paf
fen' ons op het Houtplein op te wachten en dan moesten we
vechten. Ze waren altijd verreweg in de meerderheid. Het ergste
was als ik alleen was maar als ik genoeg op m'n ziel gekregen had
was er altijd wel eentje die zei Laat 'm maar gaan nou heeft ie wel
genoeg, die Heemsteese ,mug'! In de hitte van de strijd voelde je
toch lekker niks van de stokslagen en de stenen uit de slingers als
je ze maar niet in je gezicht kreeg alleen op weg naar huis begon
je iets te voelen en te denken aan je kapotte kleren ze dejen het
alleen maar omdat je betere kleren had".
Standsverschil alom dus. Prins heeft later in zijn herinneringen op
zijn eigen wijze afgerekend met de Haarlemse chic: „Op straat
liepen de blasé-geboren broeders met de neus in de wind en staar
den in de verte voor zich uit om hun minachting te demonstreren
voor de prolurken en om zich te distantiëren van hun onmiddellij
ke omgeving. Door hun volslagen gemis aan persoonlijke distinc
tie moesten ze in hun ziekelijke zucht zich a tout prix van het
plebs te onderscheiden hun heil wel in hun voorkomen zoeken.
Hun pakken waren dan ook onberispelijk van snit en zij zagen er
beslist gedistingeerd uit. Door die kunstmatige kippigheid wilden
ze zich bovendien het air geven van iemand die verstrooid is
(distrait), of in zijn gedachten verdiept: een dubbel effect".
Toch heeft de Haarlemse upper-ten wel indruk op hem gemaakt.
Vooral de deftige tred waarmee zij zich over straat bewoog. „Die
212