dat wegens het toenemende verkeer in de hoofdstraten, het daar
door ontstane ondragelijk geraas der wielen van rijtuigen, karren
en dergelijke, zeer storend werkt op hun bedrijf, daar het vrijwel
onmogelijk is bij het volle daglicht aan de straatzijde in hun win
kel met de klanten te spreken;
dat, door het toenemend gebruik van automobielen en rijtuigen
met guttapercha banden, de etalageruiten en winkelpuien herhaal
delijk met modder worden bespat, hetwelk de etalages ten zeerste
ontsiert, en groote onkosten en moeite veroorzaakt om herhaalde
lijk dat vuil te doen verwijderen;
dat zoo hierin niet spoedig verbetering komt, het goedgekleed
publiek dergelijke straten zal gaan vermijden wegens het opspat
ten der straatmodder tegen hunne kleederen door het passeeren
van een automobiel of rijtuig, daar de smalle verhoogde voetpa
den hun geen gelegenheid geeft zulks te ontwijken, en een asphalt-
bedekking dit euvel geheel opheft;
dat eene gemeente als Haarlem zeer zeker niet kan en mag achter
blijven in het aanbrengen van modern plaveisel in die winkelstra
ten waarin het hoofdverkeer plaats vindt, temeer niet daar het een
230
Barteljorisstraat naar het noorden gezien, ter hoogte van de Schoutensteeg,
omstreeks 1930. Foto: P. Lamp