huizen op de hoek van de Wijdesteeg. Zij zijn een fraaie achter
grond van de Gravestenenbrug en komen ook goed tot hun recht
als visueel eindpunt van de Bakenessergracht. Misschien zijn die
kwaliteiten doorslaggevend geweest om juist deze twee panden te
sparen. Eerder valt echter te denken aan de afwezigheid van een
zakelijk belang om er iets anders voor in de plaats te zetten. Wij
houden het maar op de grilligheid van het lot, dat ons in dit geval
gunstig gezind is geweest. Net als bij de mensen is niet alles een
even lang leven beschoren.
De beschikbare archiefstukken laten de geschiedenis van het
hoekhuis Korte Spaarne 25 beginnen in 1562. Er was toen blijk
baar al geruime tijd een bierbrouwerij op deze plaats gevestigd.
Aan de overkant van de Achterstraat, de tegenwoordige Spaarn-
wouderstraat, stonden enkele bijbehorende opstallen, waaronder
een „bierhuys Eigenaar was Wigger van Paenderen, „eertijds
brouwer". In genoemd jaar verkoopt hij een en ander aan Hans
Colterman, later een bekende figuur ten tijde van het beleg. Pas
na 26 jaar doet Colterman dit bezit weer van de hand. Het is dan
inmiddels 1588 geworden. Colterman was toen „rentmeester-ge
neraal van Kennemerlandt ende West Vrieslandt'De verkoopak
te beschrijft het verkochte als „een huys metten erve ende brou-
werie, genaempt Den Olyphant". Het perceel beslaat de gehele
lengte van de Wijdesteeg. Evenals in 1562, behoren ook nu tot de
overdracht enkele eigendommen aan de andere kant van de Ach
terstraat, aldaar gelegen aan een „Sackstege" en achterstrekkende
aan de „Vuijle Beecke". De nieuwe eigenaar is Cornelis Claessen
van Rijck, die misschien al ten tijde van Colterman de brouwerij
exploiteerde. Deze Van Rijck koopt in 1589 ook de belending,
Korte Spaarne 23. Een bedrijfsbestemming daarvan wordt niet
genoemd. Van 1589 af zijn 23 en 25 dus één eigendom, hetgeen
zo zal blijven tot 1688. Blijkbaar wist Van Rijck de brouwerij tot
grotere bloei te brengen. Hij zal althans het geld hebben gehad om
beide panden te vernieuwen of te vergroten en daarbij de voorge
vels te laten bouwen zoals wij die in hoofdvorm ook nu nog
kennen. Dit moet zijn gebeurd in het eerste kwart van de 17de
eeuw, hetgeen kan worden opgemaakt uit een akte van 1633. Van
Rijck is dan inmiddels overleden. Zijn weduwe, „brouster in Den
318