dit monument. Eerst in 1972 konden de bouwvakkers de trieste sfeer van het dichtgetimmerde en sterk vervallen gebouw doorbre ken met hun opgewekte bedrijvigheid. Sinds het bouwen van de vleugel aan de Gortestraat, driehonderd jaar geleden, is nog veelvuldig aan het gebouw veranderd en gere pareerd. Het aanzien werd er niet beter op. Lelijk was vooral de bepleistering van de trapgevel en het ondergedeelte van de langs- gevel aan de Kleine Houtstraat. Cement was in de vorige eeuw een veel gebruikt middel om verweerd metselwerk aan het oog te onttrekken. Ook de binnenplaatsgevel van het zijhuis kreeg een dergelijke behandeling. Met een wapening van ijzer in deze ce- mentlaag probeerde men het metselwerk van die gevel bij elkaar te houden. Ook binnen werd blijk gegeven van weinig zorgvuldig heid. De betimmering, het goudleer en de schouw in de grote kamer achter de trapgevel moesten verdwijnen. Tegen de fraaie zoldering met moer- en kinderbinten werd vervolgens een vlak plafond aangebracht. Zoals gebruikelijk kunnen wij de meeste van dit soort verstoringen op rekening schrijven van de negentiende eeuw. Verzakkingen, inwatering en vervormde muren met talrijke scheuren droegen langzamerhand bij tot de dreiging van een doodvonnis. In 1938 was in dit opzicht een kritiek stadium be reikt. Mede dank zij het advies van de toenmalige stadsarchitect, ir. G. Friedhoff, werd van sloping afgezien en kon een restauratie plan worden gemaakt. De eerste fase hiervan kwam in 1940 tot uitvoering. De trapgevel werd boven het vier meter hoge onderge deelte vernieuwd. Jammer genoeg is toen tevens de bijbehorende middeleeuwse kap vervangen door een moderne constructie. Dit had beter niet kunnen gebeuren. Deze kritiek geldt eveneens de tweede fase, waarbij de lage achterbouw aan bod was. Ook daar werd een „eigentijdse" kap aangebracht. Dit in 1947 uitgevoerde werk ging gepaard met een vernieuwing van het lage geveltje aan de binnenplaats. In 1955 volgde de vernieuwing van de muur die aansloot tegen de in dat jaar gebouwde school. Wat van dit veer- tiende-eeuwse achterhuis tenslotte als „echt" overbleef waren slechts de balklaag en de scheidingsmuur met het voorhuis. Door deze maatregelen ontstond een keurige bestuurskamer. Met het oogmerk van een goede accommodatie voor de Volkskredietbank 333

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Jaarverslagen en Jaarboeken Vereniging Haerlem | 1976 | | pagina 335