werd vervolgens in 1950 op de verdieping achter de trapgevel een kantoorvertrek ingericht. De eiken kinderbalkjes van de zoldering moesten toen plaats maken voor liggers van grenehout. Dit zou voorlopig de laatste „verbetering" blijven. Met het verloren gaan van zijn oude bestemming, 1 januari 1958, leek het gebouw levensmoe te zijn geworden. De zijgevel aan de Gortestraat moest in dat jaar van zware stutten worden voorzien. Dit straatje zou daardoor gedurende achttien jaren in afgesloten toestand verkeren. Ramen en deuren werden dichtgetimmerd, zo als gebeurt bij gebouwen die rijp zijn voor sloping. Ondanks deze maatregel wisten onverlaten zich toegang te verschaffen. Zij lieten geen tegel heel; een schouwbetimmering werd gesloopt en ver kwanseld. Burgemeester en wethouders overwogen reeds het vol gens hen minst belangrijke gedeelte maar met de grond gelijk te maken. De directeur van de rijksdienst voor de monumentenzorg werd getipt en schreef in 1962 een brief waarin hij het behoud bepleitte en de historische waarde motiveerde. Het stadsbestuur liet zich hierdoor overtuigen; een jaar later werd opdracht ver strekt tot het maken van een restauratieplan. Dit bood de gelegen heid om door het verwijderen van pleisterlagen iets wijzer te wor den omtrent de bouwgeschiedenis. Het plan verhuisde van de te kenplank naar een opbergkast. Daar zich geen toekomstige ge bruiker aandiende kon er voorlopig niets gebeuren. In 1968 leek er enig licht te dagen. De directie van het Bijbels Museum te Amsterdam zocht voor haar verzameling een ander onderkomen. Het overleg sprong echter af omdat geen sluitende exploitatie verkregen kon worden. Meer perspectief bood het con tact met de heer H. Dijkstra, directeur van een uitgeversmaat schappij en initiatiefnemer tot de oprichting van een „Stichting Historisch Centrum Nederland". Onder de vlag van deze stichting zou in het gebouw kunnen worden ondergebracht een boekhandel, een uitgeverskantoor, een centrale administratie van oudheidkun dige verenigingen en een restaurant. Deze zakelijke basis hield beloften in voor een goede toekomst van het in miserabele staat verkerende monument. De in oktober 1968 begonnen onderhan delingen resulteerden in een restauratie- en verbouwingsplan. Het gemeentelijke monumentenbureau trachtte daarbij het gebouw zo- 334

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Jaarverslagen en Jaarboeken Vereniging Haerlem | 1976 | | pagina 336