danig aan te passen dat zo min mogelijk van het oude verloren ging. Een beslissend stadium was het raadsbesluit van 12 mei 1971. Toegestaan werd, iets meer dan één miljoen aan het gebouw te vertimmeren. Hiervan moest echter wel een gedeelte uit de kas van het rijk komen, want het gemeentebestuur voelt er als regel weinig voor uitsluitend op eigen kosten monumentenzorg te be drijven. Daar het ministerie gewoonlijk niet vlot over de brug komt, duurde het tot juni 1972 aleer alles rond was. Enkele maan den later stond het complex in de steigers. Monumentenzorg gaat meestal gepaard met geldzorg. Al vanwege de naam kon ook bij de Bank van Lening niet anders worden verwacht. Deze zorg zou in dit geval bedenkelijk groot worden. Indien een forse raming was ingediend, dan had de kans bestaan dat de gemeenteraad de uitgave niet wilde goedkeuren. De inves tering moest rendabel zijn en dit was slechts mogelijk als de kos ten slechts weinig hoger werden dan een miljoen gulden. De nei ging ontstond dus een veel te krappe begroting op te stellen. Het monument zette degenen die daarvoor verantwoordelijk waren volkomen beschaamd. Tot twee keer toe moest extra geld worden aangevraagd. Uiteindelijk bedroeg de afrekening totaal ƒ3.180.500,Daarmede waren de kosten tot het drievoudige opgelopen van het bedrag dat oorspronkelijk was goedgekeurd. Het dossier nam aanmerkelijk in dikte toe door de rapporten die hierover in een nogal gespannen sfeer geschreven werden. Dit werk bevestigde dat restaureren door het extravagant hoge kosten- peil van onze tijd een zo goed als onmogelijke zaak is geworden. In de meeste gevallen moet de investering door een bepaalde huuropbrengst worden gedekt. Het is nagenoeg uitgesloten hier aan nog te voldoen, ook al worden hoge subsidies verstrekt. Voor al het restaureren van woonhuismonumenten is daardoor zeer problematisch geworden. De taak waarvoor de restaurateurs van de Bank van Lening zich zagen geplaatst bestond uit het herstel van de slechte constructie ve staat, het aanpassen aan de nieuwe bestemming en het aan brengen van voorzieningen voor isolatie en brandveiligheid. De meeste verdiepingsbalklagen moesten worden versterkt; in enkele 335

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Jaarverslagen en Jaarboeken Vereniging Haerlem | 1976 | | pagina 337