gen was opgeleid. In 1929 promoveerde hij bij zijn leermeester. Na zijn pensionering in 1965 werkte Dijkstra nog vijfjaren in het Wilhelmina-Gasthuis te Amsterdam. Van zijn grote belangstelling en kennis getuigden vele publicaties en voordrachten. Van de Nederlandse Patholoog-Anatomen Vereniging was hij ja renlang voorzitter. Zijn bijzondere verdiensten werden gehono reerd met het erelidmaatschap. Op internationaal niveau werd Dijkstra onderscheiden met de toe kenning van het erelidmaatschap van de „Pathological Society of Great Britain and Ireland". Ook buiten zijn specialisme had Dijkstra grote belangstelling voor hetgeen er leefde in de artsenmaatschappij, waarin hij bestuurslid van de Kring Haarlem van de K.N.M.G. en voorzitter van de Afdelingsraad was. Het was geen wonder, dat ook buiten de beroepswereld aan Dijk stra getrokken werd. Zo gelukte het in 1941 aan dr L.C. Kersber gen, de oprichter van de Haarlemse Vereniging tot Bestrijding van de Tuberculose, om hem tot het bestuurslidmaatschap over te halen. Dat was in een tijd, waarin de t.b.c. nog zeer veel slachtof fers maakte. Het bestuur stond voor een zware taak en het lag in Dijkstra's aard zich daarvoor met kracht in te zetten. Het was tevens de aanzet voor een veeljarig voorzitterschap. Door de nauwe samenwerking tussen de plaatselijke vereniging en de provinciale, die geleidelijk het grootste aandeel in het werk kreeg, schroomde Dijkstra niet om ook in het bestuur van de Noordhollandse Vereniging tot Bestrijding der Tuberculose zit ting te nemen. Bijna dertig jaren heeft hij aan „de Noordholland se" zijn krachten gegeven, in de jaren 1961 tot en met 1971 als haar voortreffelijke voorzitter. Het zijn vooral zijn activiteiten voor de tuberculosebestrijding geweest, die in 1959 officiële erkenning vonden in zijn benoeming tot Officier in de Orde van Oranje-Nassau. Wie mocht denken, dat hiermede Dijkstra's interessen en werk zaamheden buiten het gelukkige gezinsleven gekenschetst zijn, zou hem ernstig tekort doen. Grote belangstelling had hij voor beeldende kunst, stedeschoon en historie. Het bleef niet bij een „genieten van", maar met nooit verflauwend enthousiasme wierp 40

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Jaarverslagen en Jaarboeken Vereniging Haerlem | 1976 | | pagina 42