hij zich, vooral na beëindiging van zijn beroepstaak, op de beoefe
ning van tekenen en aquarelleren. Bijna vanzelfsprekend wist men
Dijkstra te vinden voor een bestuursfunctie van het Landelijke
Artsengezelschap „Pincet en Penseel", waarin zijn overleden
vriend en inspirator, dr A. Melchior, hem was voorgegaan. Meer
daagse tekenexcursies en tentoonstellingen werden georganiseerd.
Dijkstra heeft zich in het bijzonder toegelegd op het tekenen van
de oude stad Haarlem en haar omgeving en bracht een oeuvre tot
stand, dat in zijn geheel bewaard dient te worden.
Zijn belangstelling voor historie was onbegrensd. Deze een
maal door een bepaald onderwerp of een bijzondere figuur gewekt
vond dikwijls haar neerslag in de publicatie van een gedegen
artikel. Behoudens de publicaties elders betreffende niet-specifie-
ke Haarlemse onderwerpen, moeten hier de artikelen over uiteen
lopende Haarlemse voorvallen, gebouwen, personen etc. genoemd
worden, welke van 1966 t/m 1975 jaarlijks het Jaarboek van de
Vereniging „Haerlem" verrijkten.
Toen zijn laatste ziekte zich in december 1975 met lichte ver
schijnselen aankondigde, kon hij terugzien op een juist afgeronde,
intensieve en jarenlange studie betreffende de geschiedenis van
Haarlem's Sint Elisabeth's Gasthuis over het tijdvak van 1931 tot
en met de oorlogsjaren. Publicatie van deze studie zal waarschijn
lijk nog enkele jaren op zich laten wachten.
Kennismaking met Dijkstra is voor tallozen een ervaring van bete
kenis geweest, mede door zijn open en vriendelijke wijze van
benadéring.
Zijn medewerkers waardeerden hem door zijn toegewijde inzet en
zijn belangstelling voor hun persoonlijke omstandigheden. Zijn
vrienden hebben de omgang met hem als een groot voorrecht
beschouwd, dat mede een stempel op hun leven heeft gezet.
Tot besluit moge hier één van zijn typerende adviezen volgen, één
dat voor hem de kracht van een devies had: „Als men je voor een
bestuursfunctie vraagt en erbij zegt: je behoeft er toch maar
weinig voor te doen doe het dan nooit, want dan is de zaak de
moeite niet waard."
A.D. Bloemsma
41