Albarda-Tresling, R.D. Baart de la Faille, D.H. Blok, J.C. Bur-
kens, W.F. Caalen, G. van Cittert Pz, ds. J. Craandijk, E. van
Dorsser, W.F. Druijvesteyn, P.L. Engelenberg, J.Th.A. Etmans,
dr. J. Huizinga, Hijmans, G.A.D.J.B. van Kalcken, H.C.F. Kerk-
hoff, E.H. Krelage. J. London, A.A. baron van Lynden, J.J. van
Maas, J.G. Michielse, mr. A.S. Miedema, P.A. van der Most van
Spijk, J.J. van Noppen, W.P.J. Overmeer, mr. J.D. Pasteur, jhr.
J.A.P. Repelaer van Spijkenisse, J. Roodnat, C.L.F. Sarlet,
J.A.M. Schiphorst, L.A. Springer, A. Storm van Leeuwen, D.
Vonk, M.B. Wezelaar, Johan Winkler en Andries J. Winkler.
5. Excursies
„De Vereeniging ,FIaerlem' hield Zaterdag 24 September (1904)
haar eerste oudheidkundige excursie, naar Leiden". Aldus het
Zondagsblad van de Oprechte Haarlemsche Courant van 3 okto
ber 1904. Liet blad vervolgt: „Aan de drukte op het nog oude
station was dat gemakkelijk te zien. Daar op het perron was het
een jagen en heen en weer loopen van de deelnemers om elkaar te
vinden en te begroeten, om nog een plaatsbiljet aan het bureau
voor doorgaande reizigers' machtig te worden en om eindelijk na
veel strijd in een eivolle coupé geduwd te worden. Als gewoonlijk
waren allen op het laatste oogenblik komen aandraven en de trein
was bijna geheel gevuld met reizigers voor Den Haag en elders. In
Leiden, waar de officiële ontvangst door het Bestuur van ,Oud
Leiden' aan het station plaats had, waren de deelnemers weer tot
kalmte gekomen en hadden gelegenheid de koppen te tellen. Dat
was een teleurstelling bij den aanblik van de geringe quantiteit,
maar nog grooter een medelijden met de velen die waren achter
gebleven. Edoch, opgewekt en vol goeden moed onder den
gouden najaarszon werd de tocht aanvaard".
In 1905 ging een groot gezelschap naar Alkmaar. Met de trein
reisde men naar Heiloo, er werd gewandeld „over een zonnig
landwegje" en „door kreupelhout" naar het dorpje Heiloo. Daar
werd o.m. de Willebrordusput bezichtigd waarna men per stoom
tram naar Alkmaar reisde, waar archivaris C.W. Bruinvis de lei
ding nam. 's Middags ging de tocht verder met rijtuigen „langsch
malsche weiden en geurige hooiwagens, achter hooge boomen
83