geschiedde meest tweemaal per week van midden december tot
eind maart, gemiddeld 15 weken per jaar. Het aantal bedeelden
was in de eerste helft van de 19de eeuw gemiddeld 6500 per jaar.
Deze gegevens, ontleend aan het artikel van Mej. Lips in het Jrb.
Haerlem 1944-5, stemmen goed overeen met het hierboven
vermelde opschrift achter op de lijst van het schilderij.
We komen nu nog even terug op 'den menschlievenden Rumford'
wiens 'oeconomische soepe' niet alleen in Haarlem, maar ook in
andere steden van de Republiek en later het Koninkrijk werd
verstrekt. Deze Lord Rumford was een geleerde die zich niet
alleen met kanonnenfabricage en warmtetechniek bezig hield,
maar ook, toen hij in München was, poogde het armoedepro
bleem op te lossen. Van hem is het idee de papiniaanse pot voor
bereiding van goed en goedkoop voedsel te gebruiken. Papin
vond dit apparaat uit in 16 81 om er beenderen mee te koken tot ze
zacht werden. Het is wat we nu een pressurecooker of snel
kookpan noemeneen vat met een sterke wand en een luchtdicht
deksel, zodat bij het koken de stoom niet ontsnappen kan en de
temperatuur en druk sterk toenemen.
Naar voorbeeld van Rumford experimenteerde ook Van'Marum,
hierboven vermeld als Directeur van Teyler, met de papiniaanse
pot. Hij ontwierp er een met een veiligheidsklep van s/s vierkante
inch, die bij een druk van 12 pond ging werken en dus slechts een
geringe overdruk toeliet. Aan het eind van het jaar 1800 demon
streerde hij deze pot voor de toenmalige soepcommissie, die hem
in gebruik nam. Daarover verschenen artikelen in wetenschappe
lijke tijdschriften.
Omstreeks 1817 wekte Van Marums werk weer belangstelling:
bij K.B. van 21 November van dat jaar wordt besloten de goever-
neurs van de provincies ieder een pot als door Van Marum
beschreven te zenden. Deze moet er dus 19 laten maken. Zekere
Carl Gerber in Haarlem doet dit voor 128,- per stuk. Hij
maakte ze van koper met een miniumgewicht van 50 kg. Van
Marum bericht in 1818 aan Groen van Prinsterer in Den Haag
dat ze klaar zijn.
Uit een polemiek in de Konst en Letterbode van 1819 blijkt dat in
108