Groningen deze 'Papiniaanschen Pot ofDampketel, door den Hr.
Dr. van Marum te Haarlem verbeterd' die men daar van de
Goeverneur van de provincie ontvangen had, niet goed bevallen
was. Men was bang dat ,,de geringste overmaat van uitgezetten
damp denzelven ligtelijk kan doen springen.In het volgende
nummer antwoordt Yan Marum terecht, dat men in Groningen
de gebruiksaanwijzing niet goed gelezen heeft: de veiligheidsklep
verhindert springen.
De tweede reden waarom deze polemiek interessant is, ligt hierin,
dat de samenstelling van de Haarlemse soep erin vermeld wordt,
met de toevoeging, dat men, na proeven met andere recepten, nu
(in 1819 dus) al vijf jaar gortsoep van de volgende samenstelling
verstrekt: „voor 1000 portien ieder van ruim 2lh pond:
250 ponden beste garsten gort,
150 ponden gelée van runderbeenderen,
20 ponden zout en water zoveel genoeg is voor 1000
portien."
Het was een dikke brei, die soms door de bedeelden verdund werd
met karnemelk- of enig ander vocht. Bovendien wordt vermeld,
dat deze soep, die dus sinds 1814 in Haarlem werd verstrekt, in
1819 nog op geen stuiver per portie kwam. Voorwaar 'eene oe-
conomische soepe' dus.
Keren we tot slot nog eens terug tot de beide voorstellingen zelf.
Er staat een rij armen op, deels binnen, deels buiten de deur met
het tochtscherm. Vóór de ring aan de achtermuur staat een man
met een groot boek in de hand waarin de lijsten van de wijkmees
ters ter controle. Bij de zeer grote schoorsteen wordt de soep opge
schept uit een dampende ketel. Langs de balie lopen de mensen
met de soep naar buiten. Achter de balie gegoede burgers en
burgeressen om toe te zien op een ordelijk verloop en mogelijk
om kaartjes te verkopen. Uit een verzoek van de Commissie in
1819 aan het stadsbestuur om bij een verbouwing zorg te dragen
voor een grote regenbak blijkt dat de soep gekookt werd met
regenwater. De hoge pomp is dan verklaarbaar als de oude
regenbak (gedeeltelijk) bovengronds was. De grote voorwerpen
tussen de twee zuilen zijn goten, waarmee men het water van de
109