pomp naar de kookpotten liep lopen (Het stippellijntje midden
boven de goten op de aquarel is een beschadiging).
Het verhaal over armoede, werkeloosheid en gebrek in Haarlem
tijdens en na de Franse tijd was niet bijster opwekkend. Toch
beeldt W ybrand Hendriks de armen niet af als beklagenswaardige
stumpers. Veeleer overheerst hier een weergave van het dagelijks
leven van gewone mensen in een sfeer van milde spot: mogelijk
zijn zelfs Haarlemse typen voorgesteld, bijv. in de lieden achter de
balie. Ook hierin is Hendriks een achttiende-eeuwer en voort
zetter van de zeventiende-eeuwse traditie van de Van Ostades
bijv. De romantiek is nog niet aangebroken en maar goed ook, als
we deze weergave vergelijken met de holle pathetiek waarmee wat
later Ary Scheffer de armoede afbeeldt.
Van de verlichte ideeën van de Commissie om de armoede zelf op
te heffen is niet veel terecht gekomenhet bleefbij soepuitdelen in
de winter. In 1818 zal Van den Bosch het nog eens proberen met
de landbouwkoloniën van de Maatschappij van Weldadigheid;
overigens met even weinig sukses. De armoede zou pas verdwij
nen na de industrialisatie een eeuw later.
Toen, in 1927, hielden de uitdelingen van soep weliswaar van
een andere samenstelling dan in 1814 in Haarlem pas op. Het
Soephuis was al eerder in 1890 afgebroken om plaats te maken
voor een schoolook daar zegevierde de verlichting.
A. de Vries
110
GERAADPLEEGDE LITERATUUR
F. Allan, Geschiedenis en beschrijving van Haarlem, 4 dln., Haarlem 1874-
1888
R.J. Forbes (ed.), Martinus van Marum, Life and Work, 3 vols., Haarlem 1969-
'71
J.A. van Houtte e.a., Algemene Geschiedenis der Nederlanden, dl IX Zeist
1956
H.C.M. Lips, Spijsuitdeeling 150 jaar geleden, Jaarboek 1944-1945 Haerlem pp
92-104
J.J. Temminck, Haarlem vroeger en nu, Bussum 1971