ingezetenen van Haarlem verrast worden door producten van de
meest ergerlijke wansmaak en dat niet alleen in de oude stad,
maar ook in de nieuw aangelegde straten"17).
In 1924 deelde de voorzitter mee dat hij een onderhoud had
gehad met de wethouder van Openbare Werken en dat deze wel
voelde voor de instelling van een schoonheidscommissie18).
Dit hielp echter weinig, want de komende jaren heerste er weer
een stilzwijgen over dit plan. Eerst in 1927 maakte het lid Prinsen
Geerligs de instelling van een schoonheidscommissie weer aan
hangig, „vooral nu de gemeente zich zoo belangrijk heeft uitge
breid". Het bestuur deelde hem echter mee, dat B en W hier niet
voor bleken te voelen en dan volgt er een opmerking waaruit
blijkt, dat 'men de moed had laten zakken: „Eigenlijk ligt zooiets
ook minder op onze weg, want wij bepalen ons toch meer bij het
oude"19).
In december 1927 richtte de Bond van Nederlandsche Architec
ten opnieuw een adres aan de Haarlemse Raad om door instelling
van een schoonheidscommissie „iedere onnoodige verminking van
de oude stad zooveel mogelijk te voorkomen" en te zorgen dat de
nieuwbouw buiten het centrum „aan redelijke eischen van
schoonheid" zou voldoen. Directe aanleiding tot dit adres was de
verbouwing van de gevel Grote Markt 15 „waaraan inderdaad
verbeteringen zijn aangebracht onder invloed van belangstellende
ingezetenen uwer gemeente, doch welke nochtans den totalen in
druk van den pleinwand stoort" en ook de op handen zijnde ver
bouwing van het hoekpand Grote Markt/Barteljorisstraat.
Heemschut sloot zich hierbij aan en pleitte en passant ook voor
een monumentenverordening. Ook „Haerlem" betuigde adhesie.
Inmiddels was De Breuk als voorzitter opgevolgd door Vincent
Loosjes, die zelf tevens raadslid was. In 1928 verzocht Loosjes,
tezamen met drie andere raadsleden, aan B en W om nu te willen
overgaan tot instelling der commissie. Ondanks het feit, dat het
meerderheidsadvies van B en W negatief was, besloot de Raad op
28 maart 1928 toch definitief tot instelling van een schoonheids
commissie. Voor de samenstelling ervan zou overleg gepleegd
worden met de Bond van Nederlandse Architecten-0). Op 25 mei
verzochten B en W van Haarlem aan het bestuur van „Haerlem
123