einde van Claes van Ruyven verondersteld dat het niet-histo-
risch is kan moeilijk als een historische mythe in de zin van
Hugenholtz gelden.
Toch is het historiografisch niet zonder belang. Meestal immers
wordt een geschiedenis, na generaties lang als historisch te
hebben gegolden, door het kritisch onderzoek als legende
ontmaskerd. Hier naar het schijnt komt de twijfel al vroeg,
maar wordt tenslotte juist op grond van de bronnen tot zwijgen
gebracht, echter door een verkeerde interpretatie van deze, waar
schijnlijk als gevolg van het misschien onbewuste verlangen
de historische traditie op hoger niveau, dwz. wetenschappelijk
verantwoord, te bestendigen.
De enige eigentijdse chroniqueurs, de Bourgondiër Molinet en de
Hollander Johannes a Leydis, berichten met sobere bewoor
dingen over de dood van de Haarlemse schout. Molinet vermeldt
dat de schout met een hellebaard werd neergestoten en dat hem
daarna de keel werd afgesneden. Johannes a Leydis geeft hele
maal geen details4).
De niet meer geheel contemporaine Divisiekroniek (1517) geeft
eveneens niet meer dan het simpele feit. Maar bij de herdruk van
1620, verzorgd door Wouter van Gouthoeven, is aan de kroniek
een aantal 'geslachtsregisters' toegevoegd, waarvan één betrek
king heeft op het geslacht Van Ruyven en (voor het eerst?) de
gruwelijke details bevat waarmee sindsdien de geschiedenis van
de dood van de schout werd 'opgesierd': „sijn doode lichaem
ghekapt ende in een mande gepackt zijnde, wert also zijn weduwe
t'huys ghebracht."5)
Wat was Van Gouthoevens bron voor het gruwelverhaal? Heute-
rus (1584), die wel breed uitweidt over de wijze waarop de opstan
delingen de stad binnenkwamen en ook de beroving van de lijken
der slachtoffers vermeldt, in ieder geval niet6). Velius, die zich als
geschiedschrijver van Hoorn meer dan wie ook met het Kaas- en
Broodspel bezighield, dan misschien? Noch in de eerste editie
(1604), noch in die van 1617 vermeldt hij meer dan de doodslag
van „enige voortreffelijke burgers", van wie Claes van Ruyven
pas in 1617 met name genoemd wordt7).
Snoi en De Roya (1620) al evenmin8). Merkwaardig is het dat in
10