de editie van Heuterus van 1621 en in die van Yelius van 1648
ook geen gruwelijke details voorkomen. Als niet ter zake of als
historisch onverantwoord? Of derde mogelijkheid waren de
bewerkers niet van Van Gouthoevens voorstelling van zaken op
de hoogte?
Ampzing, geschiedschrijver van Haarlem (1628), kende het
verhaal in ieder geval wel. Sprekend over de dood van Claes van
Ruyven citeert hij immers de Divisiekroniek, waarvan hij de
jongste editie onder zijn bereik moet hebben gehad9). Ook Schre-
velius, die 19 jaar na hem een Haarlemse geschiedenis publi
ceerde en in veel fellere kleuren het einde van de schout beschreef,
rept van lijkschennis niet10). Onze conclusie kan haast niet anders
luiden dan dat de twee Haarlemse geschiedschrijvers aan de
mededelingen van Wouter van Gouthoeven geen geloof hecht
ten.
In anderetweederangs kronieken leefde het verhaal van Yan
Gouthoeven, alleen in de terminologie enigszins gevarieerd,
echter wel voort. In de 'Kronyck van Egmondt' van Antonius
Hovaeus (1630) men bedenke dat het een lid van dit geslacht
was die de opstand van 1492 onderdrukte „kapten" de Haar
lemmers de ongelukkige schout ,,soo kleyn als Huspot" om
vervolgens de stukken ,,in een Packmandt" aan zijn weduwe te
sturen11). De 'Kronycke van Alckmaar' (1679) gebruikt haast
dezelfde bewoordingen, maar geeft daarbij een soort dichterlijk
terzijde
„Menschen (schoon als Hemelsch Geesten)
Handelen slimmer als de Beesten"12)
Pas in de 18de eeuw vinden we de vermelding van het briefje met
daarop genoteerd het luguber vers, dat zo'n grote bekendheid zou
krijgen en wel bij Pieter Langendijk in zijn 'De graven van
Holland in jaardichten beschreven' (1724)13)
„Daar geld het bovenal den ridder Klaas van Ruiven
Den rentmeester van 't verarmde Kenn'merland.
Deez' wierd van lidt tot lidt gekapt, en in een mand
11