Schrikkelijke daad! zyn Huisvrouw toegezonden,
Waar op een schimpschrift, zeer afgryslijk wierd gevon
den."
Bij het woord schimpschrift wordt verwezen naar een noot onder
aan de bladzijde:
Yrouwken van Ruyven
Aan deeze Boutkens zuldy kluyven."
Al pretendeert Langendijk in het voorwoord van zijn Rijmkro
niek niets dan de waarheid te geven, we voelen toch even de
neiging het rijmpje, zo speels in een noot vermeld, te bestempelen
als aan zijn dichterlijk brein ontsproten. Ten onrechte evenwel.
Het komt en nog wel in een iets andere versie al voor in een
manuscript, op het gemeentearchief van Haarlem bewaard en
aldaar beschreven als 'Bouwstoffen verzameld en aantekeningen
gemaakt door Pieter Langendijk14). Dit manuscript bevat o.a. een
geschiedenis van Haarlem van de hand van een zekere Bernard
Borst, na 1721 geschreven en naar alle waarschijnlijkheid door
Langendijk gebruikt. Hoewel minder fraai geeft het een indruk
van grotere oorspronkelijkheid
„Jonkvrouw van Ruyven
deze bouties kon dy kluyven."
Het rijmpje zal sindsdien in de vaderlandse geschiedschrijving
eindeloos worden herhaald en zeker niet alleen door de niet-
serieuze historici.
Het is Wagenaar15) die als eerste tegenover de geschiedenis van
Claes van Ruyven openlijk een zekere scepsis toont: „Men
verhaalt, dat het lyk van de Schout, in stukken gekapt zijnde.
etc. etc."
Van Oosten de Bruyn, de 18de-eeuwse (Haarlemse) geschied
schrijver die wel de meeste aandacht aan de gebeurtenissen rond
Claes van Ruyven geeft, spreekt weliswaar van „een overleve
ring"16), maar noemt deze „ten volle geloofwaardig".
12