Frankestraat 31, in welks gevel het bouwjaar 1589 door de
ankers stond vermeld
de Magdalenakapel
diverse gevelstenen
het stadsgezicht vanaf de Turfmarkt op de Grote Kerk dat
bedorven werd door de bouw van Vroom en Dreesmann aan
het Spaarne.
Ondanks deze indrukwekkende lijst deelden B en W 16 september
1938 mee het „noch raadzaam, noch noodzakelijk" te vinden om
een momumentenverordening te maken. Sinds de instelling van de
Rijkscommissie voor de Monumentenzorg behoorde deze zaak tot
de Rijkszprg, aldus B en W90).
Het zou echter niet lang meer duren of heel Nederland had haar
„monumentenverordening". Op 21 mei 1940, kort na de inval der
Duitsers, publiceerde de opperbevelhebber van Land- en Zee
macht het „Besluit betreffende den wederopbouw I", met in arti
kel 4 de bepaling: „Werken en gebouwen, die als monument zijn
aangemerkt door de daartoe bevoegde instantie, mogen niet wor
den gesloopt of veranderd dan na voorafgaande toestemming van
de Rijkscommissie voor de Monumentenzorg". In de praktijk
werd het hierdoor verboden de panden die op de in de afgelopen
decennia samengestelde voorlopige monumentenlijsten voorkwa
men, af te breken of te verminken91). Na de oorlog werd er een
tijdelijke wet Monumentenzorg van kracht, waardoor de percelen
die op de kwantitatief uiterst beperkte voorlopige monu
mentenlijst stonden, beschermd werden.
In 1952 wees de Bond Heemschut, zonder voorafgaand overleg
met „Haerlem", nog eens op de onbevredigende toestand in Haar
lem door het ontbreken van een gemeentelijke monumentenveror
dening met een daarbij behorende gemeentelijke monumentenlijst
en deed voorts de suggestie om te komen tot een regeling voor de
bebouwde kom op grond van artikel 43 van de Woningwet92). In
plaats van verheugd te zijn met deze hulp van Heemschut voelde
„Haerlem" zich gepasseerd, verklaarde dat dit in 1931 al tever
geefs geprobeerd was en besloot Heemschut tot de orde te roe
pen!93). Toen echter bekend werd dat B en W hierop ingingen en
tezamen met Heemschut de gemeentelijke monumentenlijst zou-
163