brieven van abolitie moeten doen, nader wordt omschreven
(gedrukt)23)
c. Een extract van een brief tot stichting van een kapel op het huis
of kasteel van Saxen, opgenomen in de reeds genoemde geschie
denis van Haarlem in manuscript en in het Latijn weergegeven
door Schrevelius24).
Alle drie documenten spreken van een ellendig einde van de
schout, maar laten ons volkomen in het onzekere omtrent de
vraag wat er met het lichaam van de vermoorde is gebeurd
a. beperkt zich tot de vermelding, dat de opstandelingen Claes
van Ruyven in het stadhuisdoodt geslagen hebben", maar is wel
gedetailleerd met betrekking tot het lijden der burgers en de wijze
waarop men binnen is gekomen
In b. vinden we behalve het feit van de doodslag het bevel tot
stichting van een kapel bij Saxenburch binnen Haarlem „mit een
tafel, daerinne staende die figuer van Claes van Ruyven, hoe ende
in wat jaere hy gheslaghen was" en tot uitbetaling van een som
gelds aan weduwe en erfgenamen om te laten maken „twee
glaessen (voor de kerken van Alkmaar en Haarlem) in welcke
ghlaessen onder gheschreven sal staen dat delict gheperpeteert
ende ghedaen aen.Claes van Ruyven";
c. is iets minder zakelijk van toon: de kapel zal ingewijd worden
„tot suyveringh van 't moordadigh schelmstuk, binnen de 6
maanden", terwijl in de schildering zou uitgebeeld worden „hoe
deerlyck hy geschent en vermoort is geweest". Het glas in Haar
lem, dat volgens Van Oosten de Bruyn tot in het begin van de
17de eeuw is blijven bestaan (toen het door jongens met steentjes
werd vernield)25) had het volgende onderschrift:
„Als men negentig twee duysend vier honderd teld,
Den derden Mey ook me zyn haestig met geweld
De poorten van Haerlem oproerig opgeslagen
van 't kasenbroods-volk stout, dat uyt Noordholland
quam,
't welk klaas van Ruyven schout haast met zyn dood
vernam
Waar of van ouds dit glas ons zeker deed gewagen"
14