a
B en W van Haarlem, de kapel niet te slopen en aan het gemeen
tebestuur te verzoeken bij de sloop der overige gebouwen de
„fraai gebeeldhouwde memoriesteen uit 1660, die zich in den
noordmuur van de ten westen tegen de kapel aangebouwde zaal
bevindt" en „eenige eiken wandbetimmeringen uit de tweede helft
der 17de eeuw" te sparen141).
Na bemiddeling van „Haerlem" bezochten enige bestuursleden
van het Kunstnijverheidsmuseum het complex. Op 10 september
berichtte men echter aan ,,Haerlem"'s secretaris l adema, dat de
gebouwen „geheel ongeschikt" waren voor het museum. Men
hoopte het museum in de Vleeshal te kunnen onderbrengen, maar
„echter, ook indien de Vleeschhal ons zou ontgaan en wij dus
gedwongen zouden worden onze collecties geheel te verkoopen,
dan nog zouden wij hieraan de voorkeur geven dan gebruik te
maken van de door ons bezichtigde ruimten 142).
Kalf had inmiddels een tekening laten maken hoe het gebouw te
veranderen ware tot museum en was ernstig teleurgesteld in de
183
De Magdalenakapel kort vöör de afbraak in 1937 naar een tekening van A.
Melchior (gemeentearchief Haarlem, stedelijke atlas).