1
reactie van het Kunstnijverheidsmuseum. „De Vleeschhal mist
elke mogelijkheid tot goede verlichting van haar voornaamste
ruimte en een behoorlijke circulatie der bezoekers, met name wat
het bereiken der verdieping betreft, zou er alleen kunnen worden
verkregen ten koste van een verbouwing, die het oorspronkelijke
karakter van dit zoo allerbelangrijkst gebouw al te sterk zou aan
tasten. Ook uit een oogpunt van toezicht is de Vleeschhal alleron
gunstigst ingedeeld, terwijl het gebouw van het militair hospitaal
een dispositie toelaat, waarbij één suppoost de geheele beneden
ruimte in het oog kan houden"143).
In de maanden erna kwamen ook andere bestemmingen aan de
orde, onder andere de vestiging van het gemeentearchief in de
kapel144) en in 1928 werd begroot, dat een algehele restauratie
72.000,zou gaan kosten. Er werden nog pogingen gedaan om
subsidie van het Rijk te krijgen145), maar er gebeurde niets. In
1927 werd het gebouw nog tijdelijk dienstbaar gemaakt voor de
controle van werkelozen en in 1930 werd het „Brokkenhuis" erin
gevestigd. In 1931 verkocht de gemeente het complex aan de
N.V. Vaderlandsche Beheer Mij. te Amsterdam, dochtermaat
schappij van de N.V. De Spaarnestad, met uitzondering van enke
le opstallen die uit een oogpunt van kunst en historie van belang
waren. Daardoor kon het gebeuren dat het besluit om ook de
kapel zelf aan de Spaarnestad af te staan, door B en W binnenska
mers genomen werd, zonder dat de raad of de publieke opinie
zich hiertegen konden verzetten146).
Op 3 februari 1937 deed „Haerlem" nog een laatste poging en
nam contact op met de Rijkscommissie voor de Monumentenzorg.
In de rijkscommissie werd er wederom over gesproken en er werd
nog eens ter plaatse gekeken, maar men kwam tot de conclusie
„dat door de slooping van het grootste gedeelte der kloosterge
bouwen, waarvan de kapel eertijds deel uitmaakte, en de vervan
ging daarvan door fabrieksgebouwen, de geheele omgeving een
zoodanige moderniseering heeft ondergaan, dat het gehavende
middeleeuwsche gebouwtje daarbij zonderling afsteekt. De restau
ratie zou aanzienlijke kosten meebrengen, zonder dat het weinig
aantrekkelijk stadsbeeld er belangrijk door gebaat kan worden.
Tusschen zulke volkomen utilitaire belendingen zou de herstelde
184