vlak met de kosmos rondom. Bij een grote vlakte is die overgang
elementair, soms 'ledig', soms gedifferentieerd door de details van
het oppervlak; bij een geaccidenteerd landschap, bij bomen en bij
gebouwen wordt de ruimtelijke vorm gecompliceerd, rijker geva
rieerd, contrastvoller. Er worden stukken van de ruimte door het
bouwen als het ware ingeperkt en afgezonderd.
In bouwkundige zin is ruimte een gespecificeerd begrip, waar
architecten en stedebouwkundigen mee moeten werken. Het
aanvoelen en ontwerpen van hoogwaardige ruimten behoort hun
vakbekwaamheid te zijn. Stoffelijke elementen geven de ruimte
een zichtbare vorm, ze begrenzen die of delen die in.
Feitelijk zijn slechts die tastbare ruimtebegrenzingen zichtbaar,
in de gestalte van de gevels, bomen, water, terwijl de ruimte zelf er
als een soort contramal onzichtbaar tussen zit, of het moet zo zijn,
dat de atmosfeer dampig is; dan spreekt men wel eens van
'nevelperspectief. Men ziet iets van 'ruimtelijk vervolg'. Er zijn
schilders, die dat juist mooi vinden. Bij het woord 'ruimte-kunst'
denken we allereerst aan de interieurs van kerken en grote gebou
wen. Bij zulke objecten richtte het kunstenaarschap van de archi
tecten zich speciaal op het inwendige. Maar ook bij een stad kan
men van een interieur spreken. Er ontbreekt wel een dak boven
een straat of een plein, maar voor het overige hebben we te maken
met een verwant begrip. We denken dan met name aan besloten
stedelijke ruimten. Oude middeleeuwse stadskernen hebben
meestal de karakteristiek van een 'binnen zijn', binnen de wallen,
vaak onder de bomen, tussen samengepakte huizen, waarvan de
gevels bovendien nog een overstek of een schuine stand naar
voren boven de straat hadden. We spreken dan ook over 'buiten'
in een dubbele betekenis: buiten in de zin van: in de kou, in de
frisse lucht en buiten in de natuur, de stad uit.
Er zijn diverse overeenkomstige elementen te noemen tussen het
interieur van een plein of straat en dat van een gebouw, zoals
contrastwerking tussen rust en beweging, omslotenheid en wijd
heid, zaken als herkenbaarheid, goede maatvoering, goed opper-
vlaktegebruik, accentvorming, aansluiting met andere ruimten,
karakteruitdrukking.
18