lid M.L.A. Klein stelde voor om met behoud der gracht de wegen,
voorzover nodig, te verbreden en de Korte Jansstraat door te
trekken tot de Nieuwe Gracht. Inmiddels was de minderheid van
B en W die tegen demping was, uitgegroeid tot een meerderheid,
doordat wethouder Van der Wall zich had laten overtuigen door
de tegenstanders.
In februari 1939 kwamen B en W met een nieuw voorstel om de
gracht niet te dempen doch iets te versmallen en de kademuren te
repareren. Voorts om de rijweg langs de Nieuwe Gracht tussen
Jansstraat en Koudenhorn aan de zuidzijde door te trekken. Ver
der stelde men voor de Bakenessergracht te beplanten met bomen
en een maximum bouwhoogte vast te leggen voor de huizen langs
de gracht en op het Begijnhof. Deze plannen waren afkomstig van
ir M.H. Maas, directeur van Openbare Werken. Ir G. Friedhoff
van genoemd bedrijf had in enige andere oude steden een studie
gemaakt van typische grachtjes, met name wat betreft de verhou
ding tussen water- en walbreedte, mede in verband met de hoogte
van de grachtbebouwing. De minderheid uit B en W, de wethou
ders Van Liemt en Boes, deden de raad echter een voorstel tot
demping. Op 15 februari 1939 werd gelukkig met 26 tegen 9
stemmen het voorstelvan B en W overgenomen. Door de Tweede
Wereldoorlog is dit raadsbesluit niet uitgevoerd.
Toch was de kans zeer groot dat, zonder de acties van „Haerlem",
de gracht in 1938 was gedempt als werkverschaffingsobject219).
De voorstanders van demping zaten echter niet stil. Ook na de
oorlog was van tijd tot tijd sprake van demping. In 1958 werd het
dempingsvraagstuk weer actueel en wel bij een aantal raadsleden.
Gelukkig waren B en W tegen demping. Uit de kringen van de
burgerij, o.a. de kunstenaars, werd aangedrongen op het behoud
van de gracht. Ook ditmaal liet „Haerlem", hoe kon het anders,
van zich horen220). De directeur van Openbare Werken, ir Ch.C.
van der Vlis bracht aan B en W terzake een omstandig rapport
uit, waarin de bezwaren tegen demping (verloren gaan van een
historisch en stedebouwkundig monument, ontluistering van het
stadsbeeld enz.) werden uiteengezet en waarbij tevens werd aange
toond dat demping geen wezenlijke verbetering van het parkeer-
vraagstuk zou opleveren en aan een verkeersweg ter plaatse van
,216