voor het herstel van het dak vjrn dit huis op een zodanige wijze dat de oude gevel gespaard zou blijven. „Haerlem" voteerde 100,voor dit goede doel290). In 1975 werd het gehele huis fraai gerestaureerd. 120 Oprichting Stichting Restauratiefonds van de Vereniging „Haerlem", 1948-1950 In juli 1948 stelde de secretaris P.A. Dijkema voor om, evenals Oud-Enkhuizen, jaarlijks een subsidie aan te vragen bij het Rijk voor kleine herstellingen aan voor het stadsschoon belangrijke gebouwen291). Ook andere plaatselijke historische verenigingen bleken dergelijke subsidies te krijgen en men besloot later in het jaar om aan Rijk, Provincie en Gemeente een jaarlijkse subsidie voor dit doel te vragen292). De gemeente Haarlem deelde mee bij eventuele subsidie wel de mogelijkheid van controle te willen hebben, om welke reden men besloot een aparte „Stichting Restauratiefonds" op te richten voor het beheer van deze gelden293). Op 1 februari 1950 werd de Stich tingsakte gepasseerd294), waarna men in hetzelfde jaar van het Rijk en van de Gemeente Haarlem ieder 1.000,ontving. Ook in de komende jaren zou dit het geval zijn, echter alleen en in zoverre „Haerlem" ook werkelijk deze bedragen besteedde. Se dert de zestiger jaren is echter geen subsidie meer ontvangen. Het was de bedoeling om met het fonds snel te kunnen bijspringen bij kleine objecten, waarbij de officiële weg te lang zou duren. Het fonds zou voorts alleen bijdragen geven in gevallen waarin de overheid niet bijdroeg. De uitkeringen die vanaf 1949 uit dit fonds werden gedaan zullen hieronder op dezelfde wijze worden beschreven als de andere ac ties van „Haerlem" die het stadsschoon van Haarlem e.o. betrof fen295). 121 Gierstraat 49-51, 1948 Een bestuurslid dat verf levert kan een goede bron van informatie zijn. Aldus bleek in 1948, toen de heer A.J.M. van Os, eigenaar van de bekende zaak van Van der Pigge aan de Gierstraat, meldde dat er plannen bestonden de gevels Gierstraat 49-51 te verven met 240

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Jaarverslagen en Jaarboeken Vereniging Haerlem | 1977 | | pagina 242