taureren. Ook het stimuleren van particulieren om tot restauratie
van hun percelen over te gaan behoorde al spoedig tot zijn werk
terrein.
Om al deze taken te kunnen uitvoeren werden met machtiging van
B en W geleidelijk de nodige krachten aangetrokken. Zo ontstond
binnen enkele jaren een goed geoutilleerde afdeling. Bijna 12
jaren bleef de heer Jansen „Haarlems Monumentenzorg" trouw.
Per 1 september 1967 nam hij ontslag, om zich vervolgens te
kunnen wijden aan de monumenten in Drente en het museum te
Assen.
Ingaande 1 juli 1968 werd P. Jongens tot opvolger benoemd.
Mede als gevolg van de voorbereidende werkzaamheden voor het
„Beschermde Stadsgezicht" is de afdeling tot een totaal van acht
tien medewerkers uitgegroeid, waaronder enkele praktikanten en
andere tijdelijke krachten. Een in 1973 verschenen monumenten
nota geeft een samenvatting van wat tot dat jaar is bereikt en
daarna als beleid mocht worden verwacht. De verslagen van de
werkzaamheden van deze afdeling werden vanaf 1957 jaarlijks in
de Jaarboeken Haerlem gepubliceerd.
Dankzij deze afdeling kon „Haerlem" zich van een deel van haar
zorgen voor het Haarlemse monumentenbestand verlost achten.
Al moet nimmer worden vergeten dat de afdeling Monumenten
zorg zich slechts met panden die op de monumentenlijst staan
bezighoudt. Over andere panden, die vaak ook het behoud waard
kunnen worden geacht, heeft de afdeling geen zeggenschap. Daar
om blijft een wakend oog van „Haerlem" gewenst!353).
158 Restauratie Grote- of Sint Bavokerk, 1956-heden
Begin 1956 verscheen de president-kerkvoogd van de Grote- of
Sint Bavokerk in een bestuursvergadering met de vraag of „Haer
lem" de kerk kon steunen bij enkele noodzakelijke verbeteringen.
In de eerste plaats betrof dit het leggen van 22 grafzerken die bij
veranderingen in de kerk waren vrijgekomen in de Brouwerska
pel, als vloer. De kosten hiervan werden begroot op 1.600,a
1.700,en „Haerlem" besloot hier 1.500,van voor haar
rekening te nemen354).
Een tweede verzoek kwam in 1959. De heer Van Marselis Hart-
258