Op 30 mei 1969 richtte de kring Haarlem van de Bond van
Nederlandse Architecten een schrijven aan het gemeentebestuur
waarin men ervoor pleitte een stedelijke ruimte te creëren op het
Stationsplein die meer zou zijn dan een vervoerscentrum en waar
in men voorts de ca. 200 meter lange kolossale wand van flats en
winkels tegenover het station afwees.
De vereniging „Haerlem" volgde op 7 juni 1969 en pleitte voor
een „gelede bebouwing van zodanige vorm en schaal dat men, uit
het station komende, niet alleen een boeiende en menselijk aan
doende bebouwing voor zich krijgt te zien, maar ook het verband
kan voelen met de daarachter gelegen stad. Niet een wand dus
welke onze mooie stad op afwerende wijze afsluit". Voorts
werden tal van suggesties gedaan voor de nieuwe functie van het
Stationsplein.
Vertegenwoordigers van de B.N.A. en „Haerlem" werden uitge
nodigd voor een gesprek met Wethouder Happé waarin de bezwa
ren nog eens uitvoerig werden besproken.
Het resultaat van een en ander was verheugend: begin 1970 werd
bekend dat het gemeentebestuur de bebouwing van het plein op
nieuw wilde bezien en ook een van het geldende bestemmingsplan
afwijkende conceptie in overweging wilde nemen.
Gevolg was dat de belegger, Philips' Pensioenfonds, het liet afwe
ten. Met enige jaren vertraging kon echter in 1975 een nieuwe
bebouwing verrijzen, nu in opdracht van de Nationale Nederlan
den, waarbij voor zover mogelijk, rekening is gehouden met de
wensen en aanbevelingen van B.N.A., „Haerlem" en Schoon
heidscommissie424).
207 Verkeersknooppunt bij Huize Het Manpad, 1969
„Haerlem" tekende in 1969 bezwaar aan bij Provinciale Staten
van Noord-Holland tegen een onderdeel van het ontwerp streek
plan voor Zuid-Kennemerland (herziening 1970) en wel wat be
treft het voorgestelde verkeersknooppunt op de kruising van de
Herenweg en de nieuw ontworpen oost-west verbinding, de z.g.
weg-De Ranitz. Dit knooppunt zou de huidige voorname ligging
van Huize Het Manpad aantasten en ook volgens „Haerlem" niet
nodig zijn42S).
278