oktober 1576. Dat was op zichzelf al een moeilijk jaar voor de Haarlemse burgerij, die toen al driejaar een groot garnizoen van Spaanse militairen met hun aanhang van vrouwen en kinderen moest herbergen, waarvan de kosten door de stad moesten worden betaald of voorgeschoten. Velen hunner waren bij burgers ingekwartierd met alle dagelijkse ellende die daaruit voortkwam, vooral als hun soldij weer eens op zich liet wach ten. Niet alleen hierdoor ging het Haarlem slecht. De stad was de afkoopsom van de plundering na het beleg (1573) nog niet teboven gekomen en omdat Haarlem, na Amsterdam, de enige Spaansgezinde stad in het Noorden van Holland was, was de stad ook economisch geïsoleerd geraakt. Handel en nijverheid lagen stil wegens gebrek aan afzet. Langs de Haarlemse aanvoerwegen zwierven benden Geuzen die alle toevoer van waren verhinder den. Bij herhaling werd de bevolking door hongersnood bedreigd. Bovendien werden ook de tijdens het beleg aangerichte beschadi gingen van de stad niet hersteld. Tot toppunt van ellende kreeg Haarlem toen ook nog te maken met een grote brand die op 23 oktober 1576 in de vroege ochtend uitbrak en een groot deel van de stad in as legde. 23 oktober viel in dat jaar op een dinsdag. Aan het Spaarne bevond zich op de hoek van de Damstraat tegenover de tegenwoordige Waag een wacht huis van soldaten. Zij hadden het koud en hadden daarom een flink vuur aangestoken. Om nog meer warmte te krijgen hadden zij op het houtvuur kolen gelegd. Mede omdat zij niet helemaal nuchter meer waren, liep het vuur hen uit de hand zodat het dak van het wachthuis omtrent half vijf in de ochtend in brand vloog. Dit werd opgemerkt door een drietal boeren, die daar met hun marktscheepjes in het Spaarne lagen en het vuur uit het dak zagen komen. Zij gingen onder het roepen van „brand, brand!" de omwonenden wekken die naar buiten kwamen en het vuur wilden gaan blussen. Dit was echter tegen de zin van de militai ren, die hen dwongen zich weer in hun huizen terug te trekken. Zo duurde het tot vijf uur voor de brandklok kon worden geluid. Maar toen was het al te laat. Er woei die nacht een sterke wind uit het noordoosten, waardoor de brand oversloeg naar huizen in de 320

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Jaarverslagen en Jaarboeken Vereniging Haerlem | 1977 | | pagina 322