werd vergroot door verdere inwoning van voor een groot deel
bezitloze Haarlemmers. De soldaten, die het vuur hadden veroor
zaakt, wisten in de consternatie uit de stad te raken. Enkelen
werden de volgende dag toch nog gearresteerd en één hunner, die
al naar Beverwijk was gekomen, werd daar door Geuzen
gevangen genomen en naar de stad teruggebracht. Deze laatste
werd op 27 oktober op de Grote Markt opgehangen. Om Gods
genade over de stad af te smeken werd er een generale processie
met het Heilige Sacrament gehouden en de zondag daarop
preekte de bisschop van Haarlem in de Grote Kerk en wekte de
burgers op om drie dagen te vasten en te bidden om zich zo met
God te verzoenen.
Tegenwoordig zou een zo grote brand waarschijnlijk een aanlei
ding zijn om tot een herindeling van het gehele verloren gegane
gebied te komen. In 1576 was men nog niet zover. Alle eigenaars
van verbrande percelen hebben op hun eigen kavel weer een
nieuw huis gebouwd, zodat het oude stratenpatroon met al zijn
bochten en smalle stegen geheel werd gehandhaafd. Alleen het
Elisabeth's Gasthuis werd verplaatst naar het Minderbroeders
klooster aan het Groot Heiligland, waar het tot voor enkele jaren
gebleven is.
Maar voor de opbouw van de oude stad voltooid was, zijn er heel
wat jaren verlopen. Pas toen er in 1584 een overeenkomst tussen
Haarlem en de Staten van Holland werd gesloten over een vergoe
ding voor de tijdens het beleg geleden schade, kwam er weer wat
geld in de stad.
Doordat in dezelfde tijd ook vele Vlamingen en Walen zich in
Haarlem kwamen vestigen, begon vanaf die tijd de economie hier
weer te bloeien. Vanaf 1584 is het stadsbestuur begonnen om het
maken van pannen daken te subsidiëren, waardoor de brandvei
ligheid werd bevorderd.
Sinds 1576 heeft zich geen brand van deze omvang meer in
Haarlem voorgedaan.
J.J. Temminck
Dit artikel is eerder verschenen in het Haarlems Dagblad van 23
oktober 1976.
322