rede over 1 Corinthiërs 4 vers 20: „Want het Koninkrijk Gods
bestaat niet in woorden, maar in kracht."
In 192 3 vertrok hij naar Koog aan de Zaan en vandaar naar Haar
lem, waar hij op 30 October 1927 intrede deed met een preek over
het grote gebod (Marcus 12 30 en 31), en op 3 december 1950
afscheid nam wegens emeritaat.
In zijn werk is hij door zijn vrouw, C.E. Leendertz-Waardenburg,
predikantsdochter en zuster van de Haarlemse Herv. predikant
G.J. Waardenburg, vooral in de geloofsbeleving bijgestaan.
Leendertz was geen vergaderman, al heeft hij plichtmatig voorzit
terschap en secretariaat van de kerkeraad met nauwkeurigheid
waargenomen.
Hij had colleges bezocht in het Quaker-centrum te Woodbrooke,
Birmingham bij Dr. Rendel Harris en was onder de indruk
gekomen van de daar heersende geest, die in ons land leidde tot de
zgn. Barchem-beweging. Vanuit de daar opgedane ervaringen
behoorde hij in 1917 in de toenmaals ietwat verstarde doopsge
zinde broederschap tot de vernieuwers, die gemeentedagen voor
leden uit vele gemeenten in provincies, maar ook landelijk orga
niseerden. Een gevolg daarvan was het ontstaan van jongeren
kringen en -bonden, van Broederschapshuizen, van werkgroe
pen, zoals die tegen de krijgsdienst en voor geheelonthouding.
Daarnaast heeft hij zich zeer geïnteresseerd voor de zending en
had hij veel contacten met de zendelingen op Java.
In deze kringen heeft Leendertz zich bewogen buiten het werk in
de gemeenten, waar hij een geliefd prediker was, die de nadruk
legde op geloofskracht en -beleving. Hij bewaarde de jaren door
banden vooral ook via correspondentie met de gezinnen,
met zijn dopelingen en bruidsparen. Hij voelde zich ook verwant
aan Amerikaanse Mennonieten, die hij bezocht heeft.
Hij straalde zowel in het persoonlijk gesprek als vanaf de kansel
een grote blijmoedigheid uit, die mede haar bron vond in een
diepe vroomheid. De doopsgezinde eenvoud was hem eigen. Hij
weigerde op grond van een zgn. beroepspreek in Haarlem te
worden beroepen, maar hechtte aan een inleiding met mogelijk
heid tot discussie, waardoor men zijn opvattingen beter kon leren
kennen. Ook was hij de eerste, die het deftige rokcostuum, de
448