niershuis aardig), de diverse mooie gevels, de gemoedelijke lichte
krommingen in de rooilijnen, terwijl de individualiteit van de
gevels op natuurlijke wijze tot een goed samengaan aaneenge
schakeld is.
Zoals opgemerkt, dit laatste is lang niet altijd het geval. Er zijn
diverse bouwsels, met name enige brede, die nogal uit de toon
vallen. En verscheidene etalagepartijen en een groeiend aantal te
grote en opzichtige reclame-effecten bedreigen het totaalbeeld.
Dit bezwaar wordt nu nog versterkt door de nieuwe sierbestra
ting. Het lijkt, alsof er meer lelijke gebouwen in de Grote Hout
straat staan dan men aanvankelijk had gedacht. Vroeger was hun
voorgrond, dat is een soort invloedssfeer, niet meer dan de trot
toirbreedte. Hun uitstraling was daardoor beperkt. De duidelijke
hoofdindruk van het totaalbeeld werd voorheen bepaald door de
rijbaan met zijn continuïteit, zijn doorstroomeffect, zijn zicht op
het verloop verderop, waar een bocht of een sprong, de zichtlijn
beëindigt, en dat was juist erg mooi in de Grote Houtstraat.
Bijzonder mooi zelfs.
Nu is door het vervallen van die iets slingerende doorgangsdomi
nant een spanningselement weggehaald uit de Grote Houtstraat.
In de Gierstraat is dit gehandhaafd en daarmee is deze laatste op
de keper beschouwd een aantrekkelijker straatje geworden. In de
Grote Houtstraat is door het vervallen van de trottoirmarkering
de invloedssfeer van elk pand groter geworden. Merkwaardig, hoe
sterk de werking is van zo'n zone. Het gebrek aan goede relatie
met het buurhuis, wat vaak voorkomt, is nu sterker gaan spre
ken.
De straat heeft er iets kermisachtigs door gekregen, mede omdat
de strakke karakteristiek van de effen betonblokjes contact maakt
met de moderne strakke etalages.
Overigens heeft men wel begrip gehad voor deze problematiek.
Het patroon van de sierbestrating geeft vakken aan die de oude
indeling in drieën in herinnering roept. De gelijkluidendheid van
materiaal van middenvak en zijzones verzwakt echter het
continu-effect van de middenzone. De scherpe hoeken in het
straatpatroon en het springerig beloop van de gootstukken zijn in
stotende tegenspraak met de fijngenuanceerde bochten en de
52