besloten ruimten in die figuratie verwerkt. In diverse wijken is
echter volledig afgezien van het creëren van besloten ruimten,
hetgeen doorgaans leidt tot een oeverloze openheid.
Bij het ontwerpen wordt zo mogelijk gestudeerd op het smaakvol
componeren van de verschillende bouwmassa's, een uiterst moei
lijke opgave om tot een goed resultaat te komen als men bedenkt,
dat tevoren onbekend is welke bouwvormen er zullen komen en
dat men die van zoveel verschillende standplaatsen in zo'n open
structuur in één of andere combinatie zal gaan aanschouwen.
Vooral bij het toepassen van hogere gebouwen zien we deze opzet
dan ook mislukken, met name als er verschillend-denkende
architecten hun uiteenlopende creaties naast elkaar zetten. Daar
bij komt, dat in die open structuur elk gebouw sterk uitkomt. Het
kan over een grote afstand gezien worden. De combinatie met een
naburig bouwwerk is al een probleem, maar die met flatge
bouwen verderop gaat vrijwel onvermijdelijk mis.
Botsingen in expressie, verstoringen van schaal gaan de straat
beelden bepalen en bederven. Dit is aan de orde van de dag. Het
geheel volstoppen met groen is dan nog de enige redding. Er zijn
voorbeelden van stadsuitbreidingen, waar dit probleem onder
vangen is door een uitvoerige herhaling van hetzelfde type
woning, zodat een rustiger maar vaak ook monotoon beeld
ontstaat. De betere voorbeelden laten daarbij variaties in de
gevelafwerking en het straatbeeld zien, terwijl een contrastge
bouw zich als waardevolle component in zo'n wijk kan manifes
teren. Monotonie is in dit verband de bedreigende factor die
direct samenhangt met de economie van de bouwsystemen. De
gewenste uniformiteit van een bouwsysteem vormt t.o.v. de
pluriformiteit van de mens een vraagstuk, dat men niet naast zich
neer kan leggen.
Een vaak terugkerend fenomeen in de stedebouwkundige compo
sitie is het variëren van de hoogten der gebouwenBij kleine hoog
teverschillen is het duidelijk, dat het slechts nuanceringen betreft.
Net als met kleine sprongen t.o.v. de rooilijn ervaart men zulke
verlevendigingen als opgenomen in een overzienbare totaliteit,
uiteraard afhankelijk van de schaal- en de compositorische kwali
teiten. Bij grote onderlinge hoogteverschillen en bij hoge gebou-
80