een aanklacht tegen haar indienen wegens oplichting. Uit de stukken die zij toen overlegde, bleek inderdaad haar verhouding tot Kuyper en de gebroeders Lehmann niet verzonnen te zijn64). Enige jaren eerder toen Kuyper nog minister-president was, was Mathilde Westmeyer benaderd door Rudi Lehmann met het verzoek haar bemiddeling te verlenen bij zijn pogen een Nederlandse ridderorde te verkrijgen. Dank zij haar werd Leh- manns streven met succes bekroond: op 31 augustus 1903 werd hij ridder in de orde van Oranje-Nassau. Mathilde West meyer ontving als beloning twee jaar lang een wekelijkse toe lage. Zoals denken laat, lagen Lehmanns verdienstelijke activiteiten op grond waarvan hij zijn ridderorde verkreeg vooral op finan cieel terrein. Hij subsidieerde allerlei projecten en objecten die hem via Mathilde Westmeyer werden aangewezen: herstel van de Nederlandse kerk op Ceylon, repatriëring van Nederlanders die meegevochten hadden in de Boerenoorlog en door de En gelsen waren geïnterneerd, op de Bermuda's volgens Kuyper, op St. Helena volgens Tideman, en natuurlijk schonk hij flinke bedragen aan de Anti-Revolutionaire Partij. Ook de andere Lehmann kreeg interessante projecten toegewe zen: een Nederlands hospitaal in Smyrna en een Nederlandse begraafplaats op Groenland riepen om restauratie. Helaas ging de lintjesregen aan hem voorbij omdat in 1905 minister Kuyper bij de verkiezingen werd verslagen. Het is hier niet de plaats om de lintjesaffaire uitputtend te behan delen. Zoveel is duidelijk dat waar Kuyper de goede diensten van Rudi Lehmann voor de Nederlandse zaak accentueerde, de tegenpartij de schenkingen aan de Anti-Revolutionaire Partij met de nodige achterdocht bekeek en waar Kuyper wees op het spontane karakter van Lehmanns gaven, de anderen van oor deel waren dat het allemaal Kuypers initiatief was geweest. Toen Kuyper was afgetreden als minister ging hij op reis en Mathilde Westmeyer bleef „onverzorgd" achter. Aangezien zij gewend was als demi-mondaine" zoals dat vroeger heette, op grote voet te leven, kwam zij weldra voor financiële problemen te staan en wendde zij zich tot haar oom Van Dieren Bijvoet met de bekende gevolgen65). Een ander die door Mathilde Westmeyer was gedupeerd, was mejuffrouw Betsy van Velzen, de beheerster van hotel „Het Wapen van Amsterdam" waar Mathilde van mei 1904 tot okto ber 1906 haar intrek had genomen. Dit hotel was gelegen in de Hout, in wat toen nog gemeente Heemstede was, daar waar tegenwoordig de bank van Pierson, Heldring en Pierson staat, 99

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Jaarverslagen en Jaarboeken Vereniging Haerlem | 1978 | | pagina 101