vanuit Haarlem in 1617 gestichte priestercollege ,,Pulcheria", dat het kapittel zelf had opgericht om in het eigen priestertekort te kunnen voorzien. Boudewijn keert terug naar de Spaarnestad om daar zijn oom Judocus Catz die pastoor van de Hoek is op te volgen. Kort na zijn benoeming tot kapitteldeken laat hij zich schilderen, maar als eenvoudig pastoor en geenszins als doorluchtig digni taris. Catz blijkt dra een streng zielzorger en een vurig verdedi ger van de kapittelrechten, juist eigenschappen die Rovenius moeten hebben aangesproken. Als deze in 1646 om een hulp bisschop verzoekt, staat Catz als tweede op zijn voordracht met als kwalificatie „een man daar niet op te zeggen valt, godvruch tig, geleerd, welsprekend, gevoegzaam, voorzichtig". Wanneer Rovenius' opvolger De La Torre in 1655 op zijn beurt om assis- 113 3. Portret van Philippus Rovenius door Pieter de Grebber vermoedelijk uit 1631 Paneel (30x22 cm). Huidige verblijfplaats onbekend.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Jaarverslagen en Jaarboeken Vereniging Haerlem | 1978 | | pagina 115