stadsbevolking en een epidemie veroorzaken, zoals ook me nigmaal is gebeurd. Door afwezigheid van het ons bekende waterleidingnet was men aangewezen op oppervlaktewater zoals het Spaarne en de stadsgrachten, een enkele bron, later op door de mens geslagen pompen. In de dertiende en veertiende eeuw schijnt het Spaarnewater zelfs voor de bierbereiding te zijn gebruikt, maar daarover straks meer. Het verband tussen afval, ongedierte en epidemie werd destijds dus al snel ingezien. Bovendien komen bij het verteringsproces kwalijk riekende gassen vrij. Redenen genoeg om het afval wat uit de buurt te houden. Maar anderzijds bestond er vrijwel geen waardeloos afval. Het meeste werd opnieuw gebruikt, vooral in de vorm van mest en compost. De mens stond in meerdere opzichten dichter bij het afval dan nu het geval is. Desondanks kende het jonge Haarlem zijn regels, bijvoorbeeld deze uit 1557: ,,So wye misse, slijck, vogelquaet, krengen of andere onreinichheyt werpe in Spaarne of stedevesten' wordt beboet. Een nachtelijke overtreder werd dubbel zo zwaar ge straft als degene die overdag in de fout ging. Het laden en lossen van schepen moest plaatsvinden met een zeil tussen wal en schip om gemorste goederen op te vangen. Ongeveer in diezelfde tijd had het zachte duinwater een grote aantrekkingskracht op vele Vlaamse blekers, die dan ook in groten getale in het duingebied tussen Overveen en Santpoort hun ambacht kwamen uitoefenen. De bierbrouwers hadden in middels ook al ontdekt dat het schone duinwater betere pro- dukten gaf dan het langzamerhand toch steeds vuiler wordende Spaarnewater en ook zij gebruikten dus dat water voor hun bedrijf. Maar dat ging niet goed tussen beide bedrijfstakken, want de blekers lieten het vuile bleekwater zo maar in de Ram pevaart lopen, waarvan het water nu juist zo uitermate geschikt was voor de brouwers. Er ontstond een conflict en het waren de burgemeesteren die daarop het kloeke besluit namen dat ten zuiden van de Zijlweg in Overveen voortaan niet meer gebleekt mocht worden. Zo ging dat in die dagen nog met de besluitvor ming, kort en krachtig. Nu van dit uitstapje naar bedrijfsafval en een vroege vorm van milieuhygiënisch ruimtelijk ordenen weer terug naar het stedelijk afval. Zo regelt het keur van 1638 dat de burger: „driemaal ter weecken als des Dinsdaegs, Donderdaegs ende Saterdachs sijne straten te veghen, reynigen ende op te nemen voor de middach ten eynde de vuylicheit enne 't vuilnis daer af komende, ten selven dage des naemiddachs beqaamlijck bij de Vulnislie- den mach weggehaelt ofte vervoert werden". Ook gingen de 49

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Jaarverslagen en Jaarboeken Vereniging Haerlem | 1978 | | pagina 51