teerbaar zijn en moeilijk kunnen worden gemist. Temeer daar
een ander goed composteerbaar bestanddeel, het papier, ge
scheiden werd van het overig afval, hetzij doordat het apart werd
ingeleverd, hetzij door handpicking (uitsorteren met de hand) op
de belt. De composteerbare fractie van het huisvuil bestond
behalve uit slagers- en visafvallen eigenlijk voor het overige uit
gewoon huishoudelijk afval, lompen en keukenafval. Daarnaast
bevatte het een fors anorganisch bestanddeel in de vorm van
as, een afvalstof die heden ten dage niet of nauwelijks meer in
de vuilnisbakken of zakken is terug te vinden. Juist deze as had
ook een grote waarde voor de uiteindelijke kwaliteit van de
compost. Voor het overige bevatte het huisvuil nog de zoge
naamde waardeloze rommel, niet composteerbaar goed, dat op
de belt werd afgezonderd van het composteerbare deel en te
gelegener tijd toepassing vond als ophoogmateriaal of werd
verbrand. Het is moeilijk uit de oude stukken op te maken
waarheen de waardeloze rommel voor opslag werd vervoerd,
maar vrij zeker is wel dat dit ergens aan de Liede moet zijn
geweest.
Door de Eerste Wereldoorlog ontstond schaarste aan vervoers
mogelijkheden en daardoor werd ook de kunstmest schaars,
wat de afname van compost zeer ten goede kwam. Er werden in
die mobilisatiejaren met afval en compost goede zaken gedaan.
Spoedig na deze oorlog zetten een aantal ontwikkelingen in die
ertoe leidden dat het com postbedrijf zou verdwijnen. In de eer
ste plaats was daar een stijging der arbeidslonen, in de tweede
plaats nam de hoeveelheid huisvuil sterk toe, zodat men belt
ruimte te kort kwam. Ten derde verminderde door verandering
in samenstelling de geschiktheid van het huisvuil voor de com-
postbereiding en ten vierde daalden de opbrengsten der terug
gewonnen materialen zodanig dat het sorteren een forse scha
depost werd.
Er moest worden uitgezien naar een nieuwe vorm van vuilver
werking. Het beltbedrijf sloot 1 januari 1921waarmee een eind
kwam aan het sorteren en composteren. De afvoer van vuil
werd vanaf dat moment weer verpacht en het vuil door de
pachter afgevoerd ter ophoging van rietlanden. Waar deze riet
landen gelegen waren is onbekend. De verslagen reppen er niet
over. Uit het oog uit het hart, mijn pakkie niet meer an, zal men
gedacht hebben.
Het tonnensysteem ging echter nog voort, zij het ook in steeds
mindere mate omdat meer en meer aansluitingen op het riool
werden aangebracht.
Dientengevolge ging ook de verkoop van de privaatstoffen uit de
tonnen als mest gewoon door.
55