In 1953 werd begonnen met het ophogen van de terreinen van
het tegenwoordige Burgemeester Reinaldapark, gelegen aan
de Prins Bernhardlaan, destijds nog weiland, tegenwoordig
deels inderdaad een park met sportvelden, deels ook nog een
park in aanleg. Het storten zo dicht op de bebouwde kom zou
vandaag de dag een volstrekt onmogelijke zaak zijn. Er werden
wel klachten ontvangen, maar het geheel was toch niet van dien
aard dat aan stoppen gedacht moest worden. Het storten ging
door tot medio 1957 en werd toen beëindigd omdat het terrein
vol was.
Wederom vond het Haarlemse vuil zijn laatste rustplaats ver
buiten de stad, dit keer bij Broek in Waterland. De hoeveelheden
vuil bleven toenemen en wel in zodanige mate, dat tussentijds
uit redelijkheidsoverwegingen het contract met de vervoerder
werd herzien.
Het zou echter - voorlopig althans - de laatste maal zijn dat
Haarlem zijn vuil per schip vervoerde. De stort in Broek in
Waterland ondervond steeds meer moeilijkheden, de aange
voerde partijen vuil groeiden en groeiden, de klachten waren
niet meer van de lucht, fikse beltbranden droegen daartoe het
nodige bij.
In 1963 nam de gemeenteraad een besluit het vuil te gaan
vermalen. Het vermalen vuil zou in de eerste plaats de helft van
het oorspronkelijke volume hebben, daarnaast eenvoudiger
hanteerbaar zijn en ten derde een produkt zijn dat zich goed
leende voor, alweer, het ophogen van terreinen met het belang-
61
De nieuwe huisvesting van
de Gemeentereiniging met
de verbrandingsoven uit de
dertiger jaren, de haven
waar vuil in schuiten wordt
geladen en als achtergrond
de nog agrarische
Waarder- en Meerpolders.
Daardoorheen kronkelt het
thans gedempte Vuilrak
naar de Liede.