uit Haarlem's maatschappij in zijn novellen te teekenen op
een wijze, die wel afstooten moest, en niet nobel kan ge
noemd worden.
Ik denk hier aan de novelle, waarin bijna met naam en
toenaam een bekend handelsman, ook door den Hr. Quack
vermeld, ten tooneele wordt gevoerd, en belachelijk ge
maakt. Ook liet hij een onbeholpen godsdienstonderwijzer
niet met rust, maar gaf hem aan de algemeene bespotting
over.
Busken Huet's gang door dit ondermaansche is niet ge
makkelijk geweest. Ik kan mij begrijpen, dat het tusschen
hem en de Enschedé's wel eens tot scherpe wrijvingen
heeft moeten komen, maar we zijn hem er altijd dankbaar
voor dat, indien ik mij niet vergis, hij in onze dagbladen de
rubriek „Overzicht van de Pers" heeft ingevoerd en het
Kerknieuws.
Niet lang vóór zijn dood hoorde ik te Haarlem van hem een
voorlezing. Het aantal van zijn hoorders was niet groot. Een
van zijn oude goede bekenden was er zeer door getroffen,
dat hij zoo was verouderd, en zijn voordracht zoo had ver
loren aan aantrekkelijkheid. Hij leek mij toen een tragische
verschijning.
J. van Vloten Menig uur bracht ik door op het ongezellig Leesmuseum, 't
Was er ontzettend stil, en er lag nog al veel ter lezing. Wien
ik daar telkens ontmoette? Prof. Johs. van Vloten, den man
wiens hand tegen allen was, gelijk aller hand was tegen
hem. Hij bewees mij steeds ongemeene vriendelijkheid, en
meermalen legde hij mij iets voor, dat ik, naar zijn meening,
met belangstelling lezen zou. Menigmaal kwam ik langs zijn
bescheiden woning aan het eind der Cleverlaan, en zag
door de hooge kleine ruiten van den schuur, die aan zijn
woning verbonden was, de boeken staan, die hij in zijn
studeerkamer niet bergen kon. Toen hij later een man van
fortuin werd, heeft hij terstond een deel van zijn kapitaal
beschikbaar gesteld voor het bouwen van arbeiderswonin
gen. „Jeder Mensch hat seine himmlische Seite".
Brandweer In mijn onmiddellijke nabijheid te Haarlem woonde de tam
boer van de stedelijke schutterij. Tot de functies van dezen
dignitaris behoorde het, om zoodra er ergens brand was
uitgebroken, al trommelend door de geheele stad te gaan,
en daardoor de mannen van de brandweer op te roepen
naar de plaatse des gevaars. Ik hoorde hem dus terstond
als hij zijn alarmeerenden rondgang aanving.
17