Necrologieën Mari Andriessen is voor brede lagen van ons volk de beeld houwer van ,,De Dokwerker". Weliswaar staat het officiële Mari Andriessen nationale oorlogsmonument op de Dam, maar het echte nationale verzetsmonument staat op het Jonas Daniel 4 december 1897- Meyerplein, al herdenkt het maar één speciale episode uit 7 december 1979 de oorlogsjaren: de februaristaking van 1941Het is de,vox populi, vox dei", de stem des volks. Net als de februarista king is ook dit beeld het symbool geworden van het „gehe le" verzet tegen de Duitse tirannie. Mari Andriessen is het gelukt, wat bijna niemand gelukt is, om in één figuur het totale verzet van ons volk samen te vatten, zó dat het voor ieder, die de tijd heeft meegemaakt, onmiddellijk herken baar is, en ook voor het nageslacht. Dat is de kracht van een echt symbool. In tegenstelling tot een allegorie, die alleen in overdrachtelijke zin iets betekent voor een kleine kring van ingewijden, en voor anderen eerst geïnterpreteerd moet worden. Een allegorie, een zinnebeeld, maakt een omtrekkende beweging, een symbool gaat recht op zijn doel af. De Dokwerker is een realiteit en een symbool tege lijk. Daarom spreekt hij het volk aan, van man tot man, want hij is zelf iemand van het volk. Sinds dit beeld is Mari Andriessen onze nationale beeldhouwer geworden. Andriessen heeft met dit monument bewezen, dat hij wer kelijk begreep wat het „verbeelden" moest. Dat is bij zulk een opdracht misschien het moeilijkste deel. Immers, een gemakkelijke retoriek ligt hier zo dicht voor de hand, dat het bijna iets vanzelfsprekends wordt. Met een groot maar leeg gebaar had hij de staker van 1941 kunnen mythologiseren tot een Heros van het Volksverzet, tot een soort Hollandse Marseillaise in steen. Een edele arbeider, een halfgod met een boezeroen aan, had dan met een bronzen arm een indrukwekkende slag in de lucht gemaakt. Maar dat deed hij niet, het is geen verzetsmythologie ge worden. Het is de realiteitmaar de realiteit op een voetstuk geheven. Het is het ontwaken, het langzaam be wust worden van het verzet, zoals het ook inderdaad ge gaan is. Deze dokwerker staat daar alsof hij ergens een kreet gehoord heeft, maar nog niet weet waarheen hij zich wenden moet. In zijn machtige borstkas woelt een donker vermoeden, dat het uur gekomen en de maat vol is. Hij is niet het beeld van een overtuiging, die met gebalde vuist en verbeten zekerheid op zijn doel afgaat, maar van iets veel menselijkers, zich uitend in een instinctief gebaar, dat zich nog niet bewust is van zijn doel en toch reeds in beweging komt, omdat hij voelt dat de zaak ergens niet „zuiver" is (zoals de Amsterdamse volksmond het noemt). Daarom zijn de handen niet saamgebald maar staan nog open: 200

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Jaarverslagen en Jaarboeken Vereniging Haerlem | 1979 | | pagina 202